Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10029, 19/01733

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10029, 19/01733

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 december 2020
Datum publicatie
11 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10029
Zaaknummer
19/01733

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01733

uitspraakdatum: 1 december 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 november 2019, nummer UTR 19/1876, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Huizen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 523.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) vastgesteld.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde alsmede opgelegde aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 november 2019 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 8 oktober 2020 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote, [A] , en [B] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [C] namens de heffingsambtenaar.

1.6

Zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar heeft voor de zitting een pleitnota aan het Hof en de wederpartij doen toekomen.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

De onroerende zaak is een in 1998 gebouwde tussenwoning met twee bergingen en is gelegen op een perceel van 430 m2.

2.2

De onroerende zaak maakt deel uit van een complex van 34 geschakelde zogenoemde Avenue-woningen, gelegen aan de [a-straat] te [Z] . De woningen bestaan uit blokken. Een aantal woningen heeft 5 bouwblokken (2 bouwlagen, standaard), een aantal woningen heeft 6 bouwblokken (2 bouwlagen) omdat op de carport extra kamers gebouwd zijn, en een aantal woningen heeft 7 bouwblokken (3 bouwlagen). De afmeting van de opritten is van alle 34 woningen gelijk. Woningen met hetzelfde aantal bouwblokken hebben in beginsel dezelfde inhoud, zij het dat sinds de oplevering van deze woningen er woningen zijn die nadien zijn uitgebreid. De kadastrale grootte van de kavels is verschillend. De 34 woningen zijn qua bouwstijl identiek.

2.3

De onroerende zaak is in 2006 verbouwd. Bij de onroerende zaak is door verplaatsing van de voordeur woonoppervlak (in de hal) gewonnen doordat de oorspronkelijk overdekte ruimte naast de garage bij de woning is betrokken. In 2016 heeft belanghebbende een nieuwe keuken laten plaatsen, door het aanbrengen van een scheidingswand een zogenoemde “chillroom” gecreëerd en de benedenverdieping van binnen geschilderd. De onroerende zaak is vanaf 15 april 2017 te koop aangeboden voor een vraagprijs van € 589.000, maar bleek voor die prijs destijds onverkoopbaar.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum te hoog is vastgesteld.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de beschikte waarde tot € 468.000 en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden aanslag OZB.

3.3

De heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing