Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10183, 1901108 en 1901109

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10183, 1901108 en 1901109

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 december 2020
Datum publicatie
18 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10183
Formele relaties
Zaaknummer
1901108 en 1901109

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Giftenaftrek.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 19/01108 en 19/01109

uitspraakdatum: 8 december 2020

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 16 juli 2019, nummers AWB 19/727 en AWB 19/728, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.557. Daarbij is voorts bij beschikking € 99 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV 2014 en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.927. Daarbij is voorts bij beschikking € 47 belastingrente in rekening gebracht.

1.4.

Na daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV 2015 en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.5.

De Rechtbank heeft het door belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep voor het jaar 2014 gegrond verklaard, de aanslag IB/PVV 2014 en het bedrag van de beschikking belastingrente verminderd en heeft het beroep voor het jaar 2015 ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8.

Het onderzoek ter (digitale) zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 16 juli 2020 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Inspecteur, mr. [A] bijgestaan door mr. [B] .

1.9.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Op 7 december 2012 is tussen belanghebbende en [C] een “Vrijwilligersovereenkomst” gesloten. Deze luidt, voor zover hier van belang:

“Artikel 1

Vrijwilligerswerk is onverplicht d.w.z. de vrijwilliger kiest in vrijheid om bepaalde activiteiten op zich te nemen. (..)

Voor vrijwilligersactiviteiten wordt geen tegenprestatie in de vorm van materiële beloning of betaling van de werkzaamheden gegeven.

(…)

Artikel 11

De vrijwilliger kan gebruik maken van een reiskostenvergoeding conform de van toepassing zijnde reiskostenregeling. De vergoeding kan gedeclareerd worden via het daarvoor bestemde declaratieformulier en gezonden worden naar de coordinator vrijwilligerswerk.”

2.2.

Bij beschikking van 18 januari 2013 van de Rechtbank Oost-Nederland is belanghebbende – op verzoek van de regiomanager bij [C] – benoemd tot opvolgend mentor van [D] .

2.3.

Tot de stukken van het geding behoort een door de Stichting [E] (één van de rechtsvoorgangers van de Stichting) ondertekende “Verklaring inzake mentorvergoeding” (hierna: de Verklaring) betreffende [D] gedateerd 29 januari 2013. Daarin staat onder meer het navolgende:

“Volgens de mentorovereenkomst heeft de mentor recht op een vergoeding op jaarbasis voor zijn/haar activiteiten m.b.t. het mentorschap.

(…)

De verklaring geldt per het gehele kalenderjaar en kan jaarlijks indien gewenst door de mentor worden aangepast.

Indien de mentor (…) geheel of ten dele afziet van de vergoeding zorgt de stichting, die ANBI-erkend is, voor een verklaring waarin de betreffende gift wordt vermeld”

In de verklaring heeft belanghebbende aangegeven alleen een kostenvergoeding van € 250 te willen ontvangen.

2.4.

Bij beschikking van 1 juli 2016 van de rechtbank Gelderland is de Stichting [F] (hierna: de Stichting) – op verzoek van belanghebbende – benoemd tot mentor van [D] . Belanghebbende en de Stichting hebben per 1 juli 2016 een mandateringsovereenkomst gesloten waarbij de Stichting belanghebbende de bevoegdheid verleent tot uitoefening van het mentorschap ten behoeve van [D] .

2.5.

Sinds 1 januari 2015 is van kracht de “Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren” (hierna: de Regeling). De Regeling – voor zover hier van belang – luidt:

“Artikel 4

“1. De kantonrechter die de mentor bedoeld in artikel 452, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek benoemt, stelt diens beloning vast overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid.

2. De jaarbeloning, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zo ver van toepassing, bedraagt:

a. voor een mentor € 1.132

(…)

4. Naast de jaarbeloning kent de kantonrechter in voorkomende gevallen de volgende beloningen toe:

a. voor aanvangswerkzaamheden € 533

(…)”

2.6.

Ten slotte is belanghebbende lid van de Vrijmetselarij en heeft hij in 2015 als lid van de kascommissie de kas van loge [G] gecontroleerd.

2.7.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV gedaan over het jaar 2014. Hij heeft een bedrag van € 4.004 aan giften in zijn aangifte opgenomen. Na vermindering met de drempel van € 479 heeft hij de aftrek berekend op € 3.525.

2.8.

De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2014 afgeweken van de aangifte door het aftrekbare bedrag te corrigeren tot € 260. De Rechtbank heeft in beroep het bedrag van de aftrekbare giften voor het jaar 2014 nader vastgesteld op € 310.

2.9.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV gedaan over het jaar 2015. Hij heeft een bedrag van € 4.277 aan giften in de aangifte opgenomen. Na verhoging van het bedrag met € 1.070 (25%) ter zake van giften aan culturele instellingen en vermindering met de drempel van € 493 heeft hij de aftrek berekend op € 4.854.

2.10.

De Inspecteur is bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2015 afgeweken van de aangifte en heeft het aftrekbare bedrag verminderd tot € 1.486. Tot de voor dat jaar door de Inspecteur geaccepteerde aftrekbare giften behoort een bedrag van € 1.200 (€ 1.500 verminderd met € 300 vergoeding) in verband met “Vrijwilliger mentorschap Oost Gld”.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is voor het jaar 2014 nog in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende, naast de reeds bij de aanslagregeling en na uitspraak van de Rechtbank, geaccepteerde aftrek van giften, ook recht heeft op aftrek van giften in verband met:

* Aanvangswerkzaamheden [H] NL € 533

* Mentorschap onder auspiciën Ministerie van Justitie € 1.132

* Kosten in verband met het meenemen van bewoners [C] € 50

* Kilometers [I] - [Z] v.v. € 356

3.2.

Belanghebbende is van mening dat hij ook voor de onder 3.1 vermelde posten recht heeft op aftrek vanwege door hem gedane giften, de Inspecteur meent van niet.

3.3.

In hoger beroep is voor het jaar 2015 nog in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende, naast de reeds bij de aanslagregeling geaccepteerde aftrek van giften, ook recht heeft op aftrek van giften in verband met:

* Aanvangswerkzaamheden [H] € 535

* Mentor [D] € 1.132

* Bezoeken [D] € 38

* Reiskosten [J] met [D] € 25

* Kosten [J] met [D] € 130

* Reiskosten controle kascommissie [G] € 48

3.4.

Belanghebbende is van mening dat hij ook voor de onder 3.3 vermelde posten recht heeft op aftrek vanwege door hem gedane giften. De Inspecteur is daarentegen van mening dat daarop geen recht bestaat en dat bovendien bij de aanslagregeling, naar hij ter zitting van het Hof heeft gesteld ten onrechte, reeds een bedrag van € 1.200 (€ 1.500 verminderd met de genoten vergoeding van € 300) in verband met “Vrijwilliger mentorschap Oost Gld” in aftrek is geaccepteerd.

3.5.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.6.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar en – zo begrijpt het Hof belanghebbende – tot vermindering van de aanslag voor het jaar 2014 tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.736 en voor het jaar 2015 tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.519 en voor beide met dienovereenkomstige vermindering van het bedrag van de belastingrente.

3.7.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing