Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10187, 19/00475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10187, 19/00475

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 december 2020
Datum publicatie
11 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10187
Formele relaties
Zaaknummer
19/00475

Inhoudsindicatie

Geen aftrek van het forfaitaire bedrag van € 750 aan extra kosten voor kleding en beddengoed.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/00475

uitspraakdatum: 8 december 2020

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 april 2019, nummer AWB 18/6368, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren [in] 1938. Hij woont in een woonzorginstelling, een kleinschalige woonvorm voor personen met dementie. De instelling wast, droogt en strijkt belanghebbendes was. De kosten daarvoor bedragen € 60 per maand.

2.2.

In belanghebbendes aangifte in de IB/PVV voor 2016 is op het inkomen uit vroegere dienstbetrekking van € 19.509 een bedrag van € 2.980 aan specifieke zorgkosten, waaronder € 750 aan extra kosten voor kleding en beddengoed, in aftrek gebracht. Het aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt € 16.529.

2.3.

Bij brief van 5 april 2018 heeft de Inspecteur gevraagd de aftrek van specifieke zorgkosten te onderbouwen en de onderliggende stukken aan hem toe te sturen.

2.4.

Op 11 juli 2018 heeft de Inspecteur schriftelijk laten weten dat hij van plan was af te wijken van de aangifte.

2.5.

Bij brief van 20 juli 2018 heeft de gemachtigde gereageerd. Bij deze brief zijn bijlagen gevoegd, waaronder een factuur van de woonzorginstelling van 1 februari 2016. Op de factuur staat dat er maandelijks een bedrag van € 60 door de woonzorginstelling in rekening wordt gebracht aan waskosten voor kleding en beddengoed.

2.6.

Op 31 juli 2018 heeft de Inspecteur telefonisch contact met de gemachtigde gehad over zijn voornemen af te wijken van de aangifte.

2.7.

Met dagtekening 17 augustus 2018 is de aanslag in de IB/PVV voor 2016 opgelegd. Het belastbare inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 18.771. Dit inkomen bestaat uit € 19.509 loon uit vroegere dienstbetrekking, waarop € 738 aan specifieke zorgkosten in mindering is gebracht, waaronder € 300 aan extra kosten voor kleding en beddengoed.

2.8.

De Inspecteur heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief van 2 mei 2019 laten weten dat hij het belastbare inkomen uit werk en woning ambtshalve zou verminderen met de door belanghebbende betaalde alimentatie. Vervolgens heeft hij de aanslag ambtshalve verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.107.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of bij de aftrek wegens specifieke zorgkosten voor de extra kosten voor kleding en beddengoed het forfaitaire bedrag van € 750 in aanmerking moet worden genomen, zoals belanghebbende bepleit, dan wel een bedrag van € 300, zoals de Inspecteur verdedigt.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij een hoger bedrag aan waskosten heeft betaald dan € 600, op grond waarvan het forfaitaire bedrag van € 750 in aftrek komt. Volgens hem heeft de Inspecteur bij zijn berekening een onjuist maatman-inkomen gehanteerd en bovendien verzuimd rekening te houden met belanghebbendes bijdragen aan het CAK van € 9.353 in totaal.

3.3.

Subsidiair stelt belanghebbende dat de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel heeft geschonden.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van die van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.657.

3.5.

De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist en concludeert tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.107.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing