Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10516, 19/01441

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10516, 19/01441

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 december 2020
Datum publicatie
25 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10516
Zaaknummer
19/01441

Inhoudsindicatie

BPM. Bewijslast. Omvang schade. Afschrijvingspercentages forfaitaire tabel.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 19/01441

uitspraakdatum: 15 december 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 3 oktober 2019, nummer AWB 18/5684 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.297. Daarbij is voorts een bedrag van € 73 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de belastingrente gehandhaafd.

1.3

Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.209 en de beschikking inzake de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter (digitale) zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] , alsmede namens de Inspecteur mr. [C] en mr. [D] .

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende, die een autohandel exploiteert, heeft op 6 oktober 2016 op een veiling in België een gebruikte personenauto gekocht van het merk Mercedes-Benz, type CLS-Klasse – 320 CDI Prestige (VIN: [0000] ; hierna: de auto) voor een bedrag van € 12.500 (exclusief commissie van € 529,38 en exclusief BTW).

2.2

De auto is in België op 7 mei 2007 voor het eerst toegelaten op de openbare weg.

2.3

Belanghebbende heeft ter zake van de auto op 18 oktober 2016 aangifte voor de BPM gedaan. Dit met het oog op het doen registreren van de auto in het Nederlandse kentekenregister. In overeenstemming met deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 880 aan BPM voldaan. De auto had ten tijde van de aangifte een kilometerstand van 190.014.

2.4

Bij de aangifte is een op 13 oktober 2016 opgeteld taxatierapport overgelegd, opgemaakt door [E] (Registertaxateur TMV). In het taxatierapport is een handelsinkoopwaarde van de auto vermeld van € 3.326, gebaseerd op een koerslijstwaarde van XRAY van € 10.450 verminderd met een op basis van een schadecalculatie bepaalde schade van € 7.124. Deze schade is voor 100% als waardevermindering aanmerking genomen. Voorts is uitgegaan van een historische bruto BPM van € 27.221 (tarief 2012) en een historische nieuwprijs van € 102.835. Het rapport is voorzien van een groot aantal foto’s.

2.5

De Inspecteur heeft met betrekking tot de auto een ‘onderzoek waardebepaling’ door een medewerker van Domeinen Roerende Zaken (DRZ) te Soesterberg laten doen. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2016. In het daarvan op 28 oktober 2016 opgemaakte rapport is uitgegaan van een historische nieuwprijs van € 97.076 en een handelsinkoopwaarde van € 13.000. Volgens de beoordelaar van DRZ was van schade, anders dan van reguliere gebruikersschade en gebruikerssporen, geen sprake. De beoordelaar van DRZ heeft 66 foto’s van de auto aan het rapport toegevoegd.

2.6

Omdat de berekening van de door belanghebbende verschuldigde BPM gebaseerd op zowel de door belanghebbende gehanteerde handelsinkoopwaarde van de auto zonder schade en de historische nieuwprijs als de door de Inspecteur daarvoor gehanteerde bedragen, leidde tot een hoger bedrag dan de berekening volgens de forfaitaire tabel als bedoeld in artikel 8, lid 5, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (bruto BPM ad € 27.221 x 8% = € 2.177), is de Inspecteur bij het vaststellen van de onderhavige naheffingsaanslag BPM uitgegaan van die forfaitaire tabel. Dat leidde volgens de Inspecteur tot een naheffing van (€ 2.177 - € 880 =) € 1.297. Daarbij is belanghebbende voorts een bedrag van € 73 aan belastingrente in rekening gebracht. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar aangetekend, echter zonder succes.

2.7

In beroep bij de Rechtbank heeft belanghebbende zich, met instemming van de Inspecteur, alsnog beroepen op toepassing van het historische tarief voor de bruto BPM van 2009, zijnde € 26.018. Volgens de eensluidende opvatting van partijen leidde dit tot een vermindering van de naheffingsaanslag met € 88. De Rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist en de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.209. De overige klachten van belanghebbende zijn door de Rechtbank verworpen. De Rechtbank heeft belanghebbende geen proceskostenvergoeding toegekend.

2.8

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag, na de vermindering ervan door de Rechtbank, tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn grieven over, kort gezegd, ‘de onafhankelijkheid hertaxateur en zorgvuldigheidsbeginsel’ (onderdeel 3.1 hogerberoepschrift) en ‘de proceskosten’ (onderdeel 3.3 hogerberoepschrift) uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing