Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10517, 19/01522 t/m 19/01527

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10517, 19/01522 t/m 19/01527

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 december 2020
Datum publicatie
25 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10517
Zaaknummer
19/01522 t/m 19/01527

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling kantoorgebouw.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 19/01522 tot en met 19//01527

uitspraakdatum: 15 december 2020

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] ,

(hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 oktober 2019, nummers UTR 19/398, 19/399, 19/400, 19/401, 19/403 en 19/404, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,

(hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) beschikkingen gegeven (hierna: de WOZ‑beschikkingen) en daarbij de waarde van zes onroerende zaken, gelegen aan de [a-straat] 20 te [Z] (respectievelijk begane grond, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde verdieping; hierna: de onroerende zaken) voor het belastingjaar 2016 vastgesteld. Tevens zijn de aanslagen onroerendezaakbelastingen (hierna: OZB) en watersysteemheffing gebouwd voor het belastingjaar 2016 bekendgemaakt (hierna: de aanslagen).

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Ter zake van dat hoger beroep is van belanghebbende een griffierecht geheven van € 519. Belanghebbende heeft dit griffierecht voldaan.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.6.

De zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 6 november 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar hebben aan deelgenomen [A] , als gemachtigde van belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar [B] , bijgestaan door [C] en [D] (de taxateur).

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was op 1 januari 2016 eigenaar van het kantoorgebouw met ondergrond en parkeerterrein, gelegen aan de [a-straat] 20 te [Z] (hierna: het kantoorgebouw). Het kantoorgebouw dateert uit 1982 en heeft een kadastrale perceelsoppervlakte van 6.040 m². Het kantoorgebouw bestaat uit zes bouwlagen, die door de heffingsambtenaar als evenzoveel zelfstandige onroerende zaken zijn aangemerkt. De vloeroppervlakte van de bouwlagen bedraagt in totaal 6.086 m².

Belanghebbende heeft het kantoorgebouw op 18 september 2015 verkocht voor € 3.200.000. De levering heeft plaatsgevonden op 8 januari 2016.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen met dagtekening 30 juni 2018 de waarde van de zes onroerende zaken per waardepeildatum 1 januari 2015 als volgt vastgesteld:

- [a-straat] 20 begane grond op

€ 648.000;

- [a-straat] 20 eerste verdieping op

€ 614.000;

- [a-straat] 20 tweede verdieping op

€ 556.000;

- [a-straat] 20 derde verdieping op

€ 622.000;

- [a-straat] 20 vierde verdieping op

€ 269.000;

- [a-straat] 20 vijfde verdieping op

€ 269.000.

De heffingsambtenaar heeft met inachtneming van deze beschikkingen tevens de aanslagen opgelegd.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde van de onroerende zaken in de beroepsfase voor iedere onroerende zaak een taxatiematrix overgelegd. Die matrices zijn op 18 juli 2019 opgesteld door de taxateur [E] . In de matrices heeft de taxateur de onroerende zaken vergeleken met drie kantoorgebouwen, gelegen aan respectievelijk [b-straat] 1, [c-straat] 9-15 en [d-straat] 10 in [Z] . Met toepassing van de huurwaardekapitalisatiemethode heeft de taxateur de onroerende zaken getaxeerd op de in 2.2. vermelde waarden. Daarbij is uitgegaan van een gemiddelde huurprijs van € 70 per m² vloeroppervlakte en een kapitalisatiefactor van 7. De totale getaxeerde en vastgestelde waarde van de zes onroerende zaken bedraagt € 2.978.000. De onderverdeling van die waarde in de waarden van de verschillende onroerende zaken heeft plaatsgevonden naar rato van de oppervlakten van die onroerende zaken. Ter nadere onderbouwing heeft de heffingsambtenaar de verhuurgegevens overgelegd van een negental in [Z] gelegen objecten.

2.4.

Voor het verloop van de procedure verwijst het hof naar onderdeel 1 van de uitspraak.

3 Geschil, alsmede conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaken te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de vastgestelde waarden en aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Ten aanzien van het verzoek om (immateriële) schadevergoeding

6 Ten aanzien van het griffierecht

7 Ten aanzien van de proceskosten

8 Beslissing