Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10526, 20/00450

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10526, 20/00450

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 december 2020
Datum publicatie
25 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10526
Zaaknummer
20/00450

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Waardering vordering.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer: 20/00450

uitspraakdatum: 15 december 2020

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 februari 2020, nummer AWB 19/5339, ECLI:NL:RBGEL:2020:817, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2012 de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en een vergoeding toegekend voor immateriële schade.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de Inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2020 via een video- en (ten aanzien van de Inspecteur) telefonische verbinding. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in 2010 een bedrag van € 195.000 uitgeleend aan [A] in [B] . In 2011 heeft belanghebbende een bedrag van € 40.000 extra aan die onderneming uitgeleend.

2.2.

Na te zijn uitgenodigd en te zijn aangemaand heeft belanghebbende op 15 juli 2014 de aangifte IB/PVV over 2012 ingediend.

2.3.

Bij de waarde van de bezittingen is onder de rubriek ‘Overige vorderingen en contant geld’ een bedrag opgenomen van € 2.177.000. In dat bedrag is begrepen het aan [A] uitgeleende bedrag van in totaal € 235.000 (hierna: de lening).

2.4.

Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 172.407 en bestaat uit een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.700 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 137.707. De definitieve aanslag is overeenkomstig de ingediende aangifte vastgesteld met dagtekening 9 september 2016. Aan belastingrente is een bedrag van € 10.907 vergoed.

2.5.

Het op 21 oktober 2016 door belanghebbende tegen de aanslag en beschikking belastingrente ingediende bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 8 augustus 2019 afgewezen.

2.6.

Tot de gedingstukken behoren afschriften van cheques van de [a-bank] , nummers [00001] tot en met [00004] , waarop telkens een bedrag is vermeld van 2 miljoen Thaise baht en een uiterlijke datum van inning 31 december 2015 (het jaartal 2014 is doorgehaald en vervangen door 2015). De cheques zijn door de geldnemer aan belanghebbende verstrekt en dienden tot zekerheid.

3 Geschil

3.1.

In geschil is op welk bedrag de lening moet worden gewaardeerd op peildatum 1 januari 2012.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van primair € 128.307 (€ 137.707 – (4% van € 235.000 =) € 9.400) en subsidiair € 133.195 (€ 137.707 – (4% van € 112.800 =) € 4.512) onder handhaving van de overige elementen van de aanslag. Tijdens de zitting heeft belanghebbende het meer subsidiaire standpunt ingenomen dat de aanslag moet worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 136.338 (€ 137.707 – (4% van € 34.216 =) € 1.369) onder handhaving van de overige elementen van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing