Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10813, 19/01563 t/m 19/01565 (Wraking)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10813, 19/01563 t/m 19/01565 (Wraking)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 december 2020
Datum publicatie
5 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10813
Zaaknummer
19/01563 t/m 19/01565 (Wraking)

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. Afwijzing uitstelverzoek. Het al dan niet toewijzen van een verzoek tot uitstel betreft een beslissing met een procedureel karakter. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. De wrakingskamer ziet in de motivering van de afwijzing van het uitstelverzoek geen aanwijzing voor (de schijn van) vooringenomenheid. Verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

Beslissing

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

W rakingskamer

Locatie Arnhem

Wrakingsnummer W200.286.504/01

Datum beslissing: 22 december 2020

Beslissing van de wrakingskamer

op het verzoek tot wraking, gedaan door

[X] B.V., statutair gevestigd te [Z] (hierna: verzoekster)

1. De procedure

1.1. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld in de zaken die bij de belastingkamer van het Hof zijn ingeschreven onder de nummers 19/01563 tot en met 19/01565.

1.2. Verzoekster en haar wederpartij zijn bij brief van 29 oktober 2020 uitgenodigd het onderzoek ter zitting op 3 december 2020 om 10:00 uur digitaal – door middel van Skype voor Bedrijven – bij te wonen.

1.3. De raadsheren die met de behandeling van voormelde zaken zijn belast, zijn mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. T. Tanghe en mr. M.J.C. Pieterse.

1.4. Bij brief van 17 november 2020, ter griffie van het Hof ingekomen op 18 november 2020, heeft verzoekster verzocht de mondelinge behandeling op 3 december 2020 uit te stellen vanwege een andere zitting op 17 december 2020 in een civiele procedure. De griffier van het Hof heeft verzoekster bij brief van 19 november 2020 medegedeeld dat het Hof dit verzoek heeft afgewezen omdat de door verzoekster genoemde omstandigheden niet maken dat de zitting niet door kan gaan.

1.5. Bij brief van 29 november 2020, ter griffie van het Hof ingekomen op 1 december 2020, heeft verzoekster nogmaals verzocht de mondelinge behandeling op 3 december 2020 uit te stellen vanwege de eerder genoemde zitting op 17 december 2020. De griffier van het Hof heeft verzoekster bij e-mailbericht van 1 december 2020 medegedeeld dat dit verzoek door het Hof is afgewezen omdat de zitting in de civiele procedure pas twee weken na de zitting in de belastingprocedure plaatsvindt en dat het Hof belang hecht aan een voortvarend verloop van de procedure, hetgeen zowel in het belang is van verzoekster als in het belang van haar wederpartij.

1.6. Bij e-mailbericht van 2 december 2020 om 21:58 uur heeft verzoekster verzocht om de wraking van de voorzitter van de zittingscombinatie.

1.7. De raadsheer van wie om wraking is verzocht, mr. A. van Dongen, heeft te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord.

1.8. De griffier van het Hof heeft verzoekster bij aangetekend schrijven van 4 december 2020 meegedeeld dat de wrakingskamer van het Hof het verzoek om wraking op vrijdag 11 december 2020 om 14.00 uur mondeling zal behandelen in het gerechtsgebouw aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem. Blijkens een overzicht van Mijn PostNL is dit schrijven op 5 december 2020 om 16.24 uur bezorgd op het door belanghebbende opgegeven correspondentieadres [a-straat] 40 te [A] en is voor de ontvangst daarvan getekend. Ter zitting van 11 december 2020 is namens verzoekster niemand verschenen. Ook de raadsheer is, zoals aangekondigd, niet verschenen.

2 Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1.

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

“Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.”

2.2.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer HR 21 september 2010, nr. 19/00171, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en HR 19 december 2014, nrs. 14/04896 t/m 14/04899, ECLI:NL:HR:2014:3625).

2.3.

Verzoekster doet haar verzoek tot wraking blijkens haar verzoekschrift steunen op de grond dat de voorzitter van de zittingscombinatie het verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling op 3 december 2020 tot tweemaal toe heeft afgewezen. Door de mondelinge behandeling op 3 december 2020 te laten doorgaan worden haar rechten geschonden omdat zij onvoldoende tijd heeft om zich op de zitting voor te bereiden, aldus verzoekster.

2.1.

De wrakingskamer overweegt als volgt. Het al dan niet toewijzen van een verzoek tot uitstel betreft een beslissing met een procedureel karakter. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel dan ook geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, nr. 18/02675, ECLI:NL:HR:2018:1413).

2.2.

De wrakingskamer ziet in de motivering van de afwijzing van het uitstelverzoek geen aanwijzing voor (de schijn van) vooringenomenheid. Dat verzoekster het niet met die (tussen)beslissing eens is, neemt niet weg dat de motivering daarvan wel blijk geeft van een belangenafweging (zie 1.5). Hieruit volgt dan ook geenszins dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheer schade zou kunnen lijden. Ook anderszins bevat het wrakingsverzoek geen feiten en omstandigheden waaruit een vooringenomenheid is af te leiden. De vrees daarvoor is ook niet objectief gerechtvaardigd.

2.3.

Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

3 De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van raadsheer mr. A. van Dongen, af.

Aldus gedaan te Arnhem door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. J.B. de Groot en mr. M. Keppels, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2020.

(A. Vellema) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 december 2020.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).