Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2107, 18/00669 t/m 18/00672

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2107, 18/00669 t/m 18/00672

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 maart 2020
Datum publicatie
27 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2107
Formele relaties
Zaaknummer
18/00669 t/m 18/00672

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Navordering. Kwade trouw? Gefingeerde zorgkosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00669 tot en met 18/00672

uitspraakdatum: 10 maart 2020

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2018, nummers AWB 18/814 tot en met AWB 18/817, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2012 tot en met 2015 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Partijen hebben schriftelijk laten weten niet te verzoeken om ter zitting te worden gehoord. Het Hof heeft vervolgens, gelet op het bepaalde in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, beslist dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 19 maart 2013 voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 48.880.

2.2.

Op 21 mei 2013 heeft belanghebbende opnieuw een aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 aangifte ingediend. Deze aangifte vermeldt een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 47.980. In deze aangifte heeft belanghebbende € 4.316 persoonsgebonden aftrek (specifieke zorgkosten) in aanmerking genomen.

2.3.

Met dagtekening 7 juni 2013 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag opgelegd overeenkomstig de aangifte van 19 maart 2013.

2.4.

Naar aanleiding van de aangifte van 21 mei 2013 heeft de Inspecteur met dagtekening 21 juni 2013 de aanslag ambtshalve verminderd in overeenstemming met die aangifte.

2.5.

Belanghebbende heeft op 20 maart 2014 voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2013 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 18.443. In deze aangifte heeft belanghebbende € 5.038 persoonsgebonden aftrek (specifieke zorgkosten) in aanmerking genomen.

2.6.

Met dagtekening 22 oktober 2014 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag opgelegd overeenkomstig de aangifte.

2.7.

Belanghebbende heeft op 16 maart 2015 voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 19.265. In deze aangifte heeft belanghebbende € 4.556 persoonsgebonden aftrek (specifieke zorgkosten) in aanmerking genomen.

2.8.

Met dagtekening 12 mei 2015 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag opgelegd overeenkomstig de aangifte.

2.9.

Belanghebbende heeft op 26 maart 2016 voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 19.057. In deze aangifte heeft belanghebbende € 4.997 persoonsgebonden aftrek (specifieke zorgkosten) in aanmerking genomen.

2.10.

Met dagtekening 28 mei 2016 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag opgelegd overeenkomstig de aangifte.

2.11.

De Inspecteur heeft uit onderzoek afgeleid dat de aangiften IB/PVV 2012 tot en met 2015 van belanghebbende zijn ingediend via het IP-adres [00000] en dat dit IP-adres in gebruik was bij [A] uit [B] (hierna: [A] ).

2.12.

De Inspecteur heeft in 2016 en 2017 onderzoek gedaan naar de aangiften die vanaf het hiervoor bedoelde IP-adres zijn ingediend. Hierover heeft [C] , regiocoördinator systeemfraude IH, met dagtekening 14 februari 2018 een ambtsedige verklaring afgelegd. In deze verklaring is het navolgende opgenomen:

“In april 2016 werd regiocoördinator [D] van kantoor Amsterdam gewezen op twee aangiften inkomstenbelasting die door een medewerker van de Belastingdienst waren gecorrigeerd op het punt van de uitgaven voor specifieke zorgkosten. De correspondentie die de betreffende medewerker had ontvangen van de betreffende belastingplichtigen, vertoonde gelijkenissen waardoor hij de indruk kreeg dat de aangiften door één en dezelfde persoon waren ingevuld. Er was echter geen gebruik gemaakt van een belastingconsulentennummer en er was ook geen contactpersoon vermeld in de aangifte. (…) Om (…) een beeld te krijgen is onderzoek gedaan naar de twee ip-adressen die gebruikt werden voor het insturen van de aangiften. Uit een query bleek dat er per jaar gemiddeld meer dan 400 aangiften inkomstenbelasting via één van de ip-adressen werden ingestuurd. (…) Om ook een beeld te krijgen van de inhoud van de aangiften is op 4 mei 2016 een overzicht (een zgn. CAF blauwdruk) aangevraagd. (…) Dit bestand is op 12 mei 2016 ontvangen. Uit het bestand bleek dat zeer vaak een hoge aftrek in verband met uitgaven voor specifieke zorgkosten werd opgevoerd in de aangiften afkomstig van het ip-adres. (…)

Zoals bij dit soort signalen gebruikelijk, is vervolgens getracht een beeld te krijgen van de aantallen ingediende aangiften waarin mogelijk ten onrechte een aftrek uitgaven voor specifieke zorgkosten was opgevoerd. Daarom is eind juni 2016 besloten om voor 24 nog niet behandelde aangiften uit het bestand, een verzoek om informatie te sturen. Deze vragenbrieven zijn begin juli 2016 verstuurd. Hieruit bleek dat vaak gecorrigeerd moest worden in de persoonsgebonden aftrek, met name in de uitgaven voor specifieke zorgkosten en in de giften. (…)

Eind oktober 2016 werd duidelijk dat de aangiften werden ingevuld door de heer [A] uit [B] , die voor vele belastingplichtigen al gedurende meerdere jaren aangifte deed. Ook was toen duidelijk dat in een zeer groot deel van deze aangiften ten onrechte aftrekposten waren opgevoerd.

Op dat moment was echter het overgrote deel van de voor deze belastingplichtigen ingediende aangiften al behandeld door het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst. Voor deze aangiften zijn in maart 2017 in veel gevallen verzoeken om informatie verstuurd, om zo de eventueel opgevoerde aftrekposten alsnog te kunnen beoordelen.”

2.13.

Bij brieven van 18 maart 2017 heeft de Inspecteur van belanghebbende informatie en bewijsstukken gevraagd ter zake van de in de aangiften over 2013, 2014 en 2015 in aftrek gebrachte zorgkosten. Belanghebbende heeft daarop niet gereageerd. Bij brieven van 11 juli 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende geschreven dat hij van plan was navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2015 op te leggen. Ook daarop heeft belanghebbende niet gereageerd.

2.14.

De Inspecteur heeft vervolgens onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd. Daarin zijn de uitgaven voor specifieke zorgkosten niet in aftrek toegelaten.

2.15.

De meervoudige strafkamer van rechtbank Overijssel heeft [A] bij vonnis van 17 september 2018 veroordeeld wegens het valselijk opmaken van aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2015 door telkens te hoge of onjuiste specifieke zorgkosten en giften als aftrekpost te vermelden ten name van bepaalde belastingplichtigen (ECLI:NL:RBOVE:2018:3374). In het vonnis is -onder meer- het volgende opgenomen:

“verdachte [Hof: [A] ] heeft verklaard dat hij ieder jaar de aangiften op dezelfde wijze invulde, ondanks de veranderde wet- en regelgeving. Deze veranderingen heeft hij naar eigen zeggen niet bijgehouden. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij vindt dat hij kosten als aftrekpost mag opvoeren als hij ziet dat mensen ziek zijn of als zijn klanten dat zeggen, ook als niet alle bewijsstukken daarvoor aanwezig zijn, omdat bij de aangifte toch geen bewijsstukken hoeven te worden meegestuurd.”

3 Het geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de Inspecteur bevoegd is de onderhavige navorderingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente aan belanghebbende op te leggen.

3.2.

De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend. Hij heeft zich daarbij primair op het standpunt gesteld dat dat sprake is van (aan de belastingplichtige toe te rekenen) kwade trouw aan de zijde van de belastingadviseur die de aangifte heeft verzorgd en subsidiair dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd omdat sprake is van een nieuw feit. Verder stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de in aftrek gebrachte uitgaven voor specifieke zorgkosten heeft gedaan.

3.3.

Belanghebbende stelt daartegenover dat reeds definitieve aanslagen zijn opgelegd, zodat niet kan worden nagevorderd. Van toe te rekenen kwade trouw is evenmin sprake omdat hij, anders dan waar de Inspecteur van uitgaat, de aangifte zelf heeft ingediend. Belanghebbende heeft geen bewijsstukken meer van de in aftrek gebrachte zorgkosten, omdat de aanslagen definitief waren.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing