Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:252, 18/00651

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:252, 18/00651

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 januari 2020
Datum publicatie
17 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:252
Formele relaties
Zaaknummer
18/00651

Inhoudsindicatie

Kopje: BPM. Er is geen rechtsregel die de inspecteur verplicht belanghebbende expliciet voor een gesprek uit te nodigen voorafgaand aan het opleggen van een naheffingsaanslag.

De inspecteur heeft een reële waardevermindering van de kampeerauto in aanmerking genomen. Het Hof ziet geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen.

Uitspraak

Locatie Leeuwarden

nummer 18/00651

uitspraakdatum: 14 januari 2020

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] v.o.f. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 juni 2018, nummer LEE 17/3730, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen/Team Auto BPM/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd naar een bedrag van € 1.761.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden belastingaanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 juni 2018 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2019 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] en [C] namens de Inspecteur.

1.7

De gemachtigde van belanghebbende heeft, gedagtekend 2 oktober 2019, een pleitnota ingezonden. Deze pleitnota heeft het Hof, gelet op de daarin vervatte beledigingen aan het adres van de Rechtspraak en de Hoge Raad, evenwel niet tot de stukken van het geding gerekend. De Voorzitter heeft dit ter zitting aan de gemachtigde meegedeeld. Het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende tijdens de mondelinge behandeling de gelegenheid gegeven zijn zaak alsnog mondeling te bepleiten. De gemachtigde heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft met dagtekening 13 juni 2016 aangifte in de BPM gedaan voor een gebruikte kampeerauto van het merk Hobby afkomstig uit Duitsland, met voertuigidentificatienummer [00000] . Het onderstel betreft een Fiat Ducato 35 2.3 MJ L2H2. De datum van eerste toelating is 7 oktober 2014.

2.2

Belanghebbende heeft de te betalen BPM in de aangifte berekend op € 4.447, uitgaande van een bedrag aan bruto BPM van € 11.038, een handelsinkoopwaarde van € 17.956 en een afschrijvingspercentage van 59,71. In overeenstemming met de aangifte heeft belanghebbende dit bedrag aan BPM voldaan.

2.3

Op 28 juli 2016 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aankondiging van de naheffingsaanslag gestuurd, waarin het bedrag en de aanleiding van de naheffingsaanslag zijn uiteengezet en belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om alsnog een koerslijst voor campers te hanteren. In deze aankondiging is onder andere het volgende opgenomen:

“Bent u het niet eens met mijn voornemen om u deze naheffingsaanslag op te leggen? Dan kunt u hierop vóór 12 augustus reageren. Heb ik voor deze datum geen reactie van u ontvangen, dan zal ik de naheffingsaanslag opleggen.”.

2.4

Aan belanghebbende is met dagtekening 15 december 2016 een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 1.761. De Inspecteur heeft, uitgaande van een bedrag aan bruto BPM van € 11.038 en een afschrijvingspercentage van 43,75, de verschuldigde BPM vastgesteld op € 6.208.

2.5

Tot de stukken van het geding behoort het hoorverslag van 11 juli 2017 van het hoorgesprek in bezwaar tussen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur op 7 juli 2017. In het hoorverslag is het volgende opgenomen met betrekking tot de in geschil zijnde naheffingsaanslag:

“19. (…); betreft naheffingsaanslag kampeerauto, afschrijving moet niet obv gesloten bestelauto, zie ook arrest Hoge Raad 12 mei 2017, dus naheffing gehandhaafd. Er zijn geen koerslijsten overgelegd, zie hierboven wat betreft de bewijslast.

20 [X] , 0557: zie nummer 19.”

2.6

In het Kaderbesluit van 23 november 2015, nr. BLKB 2015/1382M (hierna: het Kaderbesluit) is - voor zover hier van belang - ten aanzien van kampeerauto’s het volgende opgenomen:

5.3. Kampeerauto's

5.3.1.

Maatstaf van heffing kampeerauto

Als een gesloten bestelauto is ingericht als kampeerauto die voldoet aan de in paragraaf 5.3.2 genoemde voorwaarden, zou de bpm moeten worden berekend over de catalogusprijs van de kampeerauto. De meeste kampeerauto's worden vervaardigd op basis van een bepaald type gesloten bestelauto.

Goedkeuring

Met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) keur ik het volgende goed. Als een gesloten bestelauto wordt gebruikt als basis voor een qua wielbasis van die bestelauto afwijkende kampeerauto en voldoet aan de voorwaarden, wordt de bpm berekend over de catalogusprijs van een zoveel mogelijk met de verkregen kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto. Dit geldt ook als een kampeerauto is afgeleid van een ander soort auto (bijvoorbeeld een chassis-cabine). Daarbij wordt achtereenvolgens rekening gehouden met:

- het merk en type van de gebruikte auto of chassis-cabine;

- het motortype (diesel, benzine, cilinderinhoud, aantal kW);

- de wielbasis van de kampeerauto. (….)

5.3.2.

Recreatieve functie

Een kampeerauto heeft twee functies. Enerzijds dient hij voor het vervoer van personen. Anderzijds heeft hij een recreatieve functie, die vergelijkbaar is met die van tenten en caravans. Voor het bepalen van de maatstaf van heffing van een kampeerauto wordt uitgegaan van de catalogusprijs van een met die kampeerauto vergelijkbare bestelauto, met inbegrip van de waarde van de aan de recreatieve functie toe te rekenen delen van de inrichting.

Goedkeuring

Ik keur met toepassing van artikel 63 van de AWR (de hardheidsclausule) goed dat de bpm voor kampeerauto's niet wordt berekend over dat deel van de catalogusprijs dat is toe te rekenen aan de recreatieve functie. Ik stel hierbij de volgende cumulatieve voorwaarden aan de binnenruimte van deze kampeerauto. (…)”.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing