Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2783, 18/00382

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2783, 18/00382

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 maart 2020
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:2783
Zaaknummer
18/00382

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Werkzaamheden als raadslid. Opting-inregeling. Rechtsgeldige melding? Inspecteur beschikt niet over verklaring opting-in. Daarom moeten de inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden worden aangemerkt en is kostenaftrek mogelijk.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00382

uitspraakdatum: 31 maart 2020

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2018, nummer AWB 17/3360, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.079. Bij beschikking is € 372 belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft het door belanghebbende ingediende bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende is uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting op 11 april 2019 en 19 juni 2019. Beide keren is op verzoek van belanghebbende wegens diens gezondheidsproblemen uitstel verleend. Bij brief van 23 april 2019 heeft het Hof aangekondigd dat het onderzoek zal plaatsvinden op 4 september 2019 en dat in beginsel geen uitstel meer zal worden verleend. Een verzoek van belanghebbende van 27 augustus 2019 om in verband met zijn gezondheidsproblemen nogmaals uitstel te verlenen is door het Hof afgewezen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2019. Belanghebbende is niet verschenen; de Inspecteur wel. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 20 september 2019 aan partijen is toegezonden. Het Hof heeft bij brief van 20 september 2019 het vooronderzoek heropend en de Inspecteur in de gelegenheid gesteld stukken over te leggen. De Inspecteur heeft bij brief van 26 september 2019 stukken overgelegd. Belanghebbende heeft bij brief van 11 oktober 2019 hierop gereageerd. Bij brieven van 29 oktober 2019 heeft het Hof partijen gevraagd of zij ermee kunnen instemmen dat het Hof zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak doet. Belanghebbende heeft hier niet mee ingestemd. Bij brief van 12 november 2019 heeft het Hof partijen aangekondigd dat de tweede mondelinge behandeling op 4 maart 2020 zal plaatsvinden. De uitnodigingen daarvoor zijn op 23 januari 2020 door het Hof verzonden. Bij brief van 23 februari 2020 heeft belanghebbende uitstel gevraagd, wederom wegens gezondheidsproblemen. Tevens heeft hij aangekondigd niet te zullen verschijnen. Het Hof heeft het uitstelverzoek afgewezen. Nadat de Inspecteur hierover was geïnformeerd heeft deze aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Op 4 maart 2020 heeft het Hof het onderzoek gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is sinds januari 2005, behoudens een onderbreking van [---] tot [---] , raadslid geweest van de gemeente [Z] (hierna de gemeente).

2.2.

De gemeente heeft aan de Inspecteur een jaaropgave verstrekt van de aan belanghebbende in het jaar 2013 voor diens werkzaamheden als raadslid verstrekte vergoeding (hierna: de raadsvergoeding). Volgens deze jaaropgave heeft belanghebbende een raadsvergoeding van € 17.936 ontvangen waarop € 5.821 aan loonheffing is ingehouden.

In de opgave is als code van de arbeidsverhouding vermeld: “79 – Opting-in regeling”.

2.3.

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.163. Hierin is begrepen een bedrag van € 8.968 als inkomsten afkomstig van de gemeente, zijnde de raadsvergoeding van € 17.936 verminderd met een geschat bedrag van € 8.968 (zijnde 50%) aan kosten.

2.4.

De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag geen aftrek van kosten toegestaan en het aangegeven inkomen uit werk en woning verhoogd met € 8.968. Daarnaast heeft de Inspecteur een bedrag van € 5.948 aan niet aangegeven pensioeninkomsten in aanmerking genomen. Het belastbare inkomen uit werk en woning is daarbij vastgesteld op € 59.079.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende tot een bedrag van € 8.968 recht heeft op aftrek van kosten die samenhangen met de door hem als raadslid verrichte werkzaamheden.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing