Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5435, 18/01029 en 18/01030

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5435, 18/01029 en 18/01030

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 juli 2020
Datum publicatie
24 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:5435
Formele relaties
Zaaknummer
18/01029 en 18/01030

Inhoudsindicatie

OB. Strikte uitleg schuldhulpverlening. Werkzaamheden in het kader van budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering zijn niet vrijgesteld van omzetbelasting.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 18/01029 en 18/01030

uitspraakdatum: 14 juli 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 oktober 2018, nummers LEE 17/2973 en 17/2975, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een vergrijpboete opgelegd.

1.4.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd en de vergrijpboete vernietigd.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur, de naheffingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boete voor het jaar 2011 vernietigd, de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot € 1.002.

1.6.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (via beeldbellen) plaatsgevonden op 23 juni 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een eenmanszaak onder de handelsnamen “ [A] ” en “ [B] ”. In het handelsregister staan de werkzaamheden als volgt omschreven:

“Administratiekantoor en fiscaal advieskantoor Het verzorgen van budget- en inkomensbeheer, PGB-beheer, bewindvoering en financiële ondersteuning bij aanvraag en uitvoering schuldsaneringstraject”

2.2.

De feitelijke werkzaamheden van [A] bestaan uit budgetbeheer, budgetbegeleiding en budgetadvisering, al dan niet via beschermingsbewind, curatele of mentorschap. Belanghebbende verricht deze werkzaamheden vrijwel uitsluitend voor personen met een verstandelijke beperking (licht verstandelijk gehandicapten) met een gemiddeld IQ tussen 70 en 80. Geen van de cliënten van belanghebbende is in staat zelfstandig zijn financiën te beheren.

2.3.

De Inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek bij belanghebbende de naheffingsaanslagen en de beschikkingen opgelegd.

2.4.

Tijdens de beroepsfase hebben partijen procesafspraken gemaakt en deze neergelegd in een vaststellingsovereenkomst. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

“Partijen gaan ervan uit dat de volgende feiten zich hebben voorgedaan en als zodanig tussen partijen zullen gelden:

• Partij A heeft vanwege een beroep op de vrijstellingen zoals genoemd in onderdeel 2 van deze overeenkomst over een deel van zijn omzet geen omzetbelasting voldaan in de jaren 2010 tot en met 2015.

• Voor de jaren 2011 en 2015 hebben partijen in onderling overleg het in de bijlage van deze overeenkomst opgenomen overzicht opgesteld. Dit overzicht is gebaseerd op de bijgevoegde achterliggende klantgegevens afkomstig uit de administratie van partij A. Dit overzicht en de achterliggende klantgegevens maken onlosmakelijk deel uit van deze overeenkomst.

• In het hiervoor genoemde overzicht is de omzet waarover partij A geen omzetbelasting heeft voldaan uitgesplitst in de volgende categorieën:

o Type cliënt

• Verblijvend in een 24-uurs zorginstelling

• Woonachtig in een zelfstandige woning van een zorginstelling

• Zelfstandig wonend met ambulante begeleiding

o Aard van de werkzaamheden

• Budgetbeheer

• Beschermingsbewind (niet zijnde schuldenbewind)

• Schuldenbewind

• Curatele

• In de hiervoor genoemde klantgegevens zijn de volgende gegevens opgenomen:

o Omvang vermogen

o Omvang schulden

o Soort inkomen

o Hoogte maandelijks inkomen”

2.5.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de werkzaamheden van belanghebbende niet zijn vrijgesteld op de voet van artikel 11, eerste lid, onderdeel c, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). De Rechtbank heeft verder geoordeeld dat de diensten die belanghebbende verleent volledig zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, Wet OB in verbinding met post b.33 van Bijlage B bij het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: Uitvoeringsbesluit OB).

3 Geschil

In geschil is of de handelingen van belanghebbende zijn vrijgesteld van omzetbelasting. Dat de verzuimboete voor het jaar 2011 ten onrechte is opgelegd, is niet langer in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

4 Goedkeuringen.

5 Proceskosten

6 Beslissing