Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5724, 20/00385

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5724, 20/00385

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 juli 2020
Datum publicatie
7 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:5724
Zaaknummer
20/00385

Inhoudsindicatie

Leges. Aanvraag omgevingsvergunning voor oprichting glastuinbouwbedrijf. Hoogte leges bij intrekking aanvraag.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00385

uitspraakdatum: 28 juli 2020

Uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 februari 2020, nummer AWB 19/1014, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Kerkdriel (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een factuur gestuurd voor € 15.296,53 aan leges in verband met de aanvraag van een omgevingsvergunning, bestaande uit € 4.198,53 voor bouwactiviteiten en € 11.098,00 voor afwijken bestemmingsplan.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de factuur gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Belanghebbende heeft binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

[A] B.V. (hierna: [A] ) heeft op 7 februari 2018 namens belanghebbende een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een glastuinbouwbedrijf.

2.2.

Bij e-mail van 12 maart 2018 heeft een medewerker van de Omgevingsdienst Rivierenland (hierna: ODR) het volgende medegedeeld aan een medewerker van [A] :

“Zoals zojuist telefonisch is afgesproken stuur ik u deze e-mail om nog een en ander uiteen te zetten.

(…)

Wij zijn niet voornemens om medewerking te verlenen aan het afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Het plan is namelijk strijdig met het beleid, er is een concentratiebeleid, t.a.v. de uitvoering van dit beleid is het Projectbureau herstructurering tuinbouw Bommelerwaard opgericht.

Weigeringsgrond

Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan. Hiervan is nu sprake en er zijn geen gronden om op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, medewerking te verlenen aangezien het plan in strijd is met het concentratiebeleid. Indien wij de aanvraag weigeren bent u wel leges verschuldigd voor het in behandeling nemen van de aanvraag, maar staat dit besluit wel open voor bezwaar.

Intrekken of buiten behandeling laten stellen

Wij adviseren u om de aanvraag omgevingsvergunning in te trekken, u kunt dit doen via het omgevingsloket, of buiten behandeling te laten stellen. Indien u de aanvraag intrekt zal er tevens 50% van de leges (ca. €12.500,-) in rekening worden gebracht en er is geen bezwaar mogelijk tegen deze intrekking op eigen verzoek. Uw aanvraag was überhaupt niet volledig, dus wij kunnen u ook een verzoek tot aanleveren van aanvullende gegevens sturen en indien u deze niet aanlevert zal uw aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Evenwel dient u hiervoor leges te betalen (ca. €575,-) maar deze zijn aanzienlijk lager dan bij een intrekking of weigering. Ook hiervoor geldt dat er geen inhoudelijk bezwaar gemaakt kan worden tegen deze buiten behandeling stelling.

Uitgebreide procedure

Wellicht ten overvloede, maar hierbij wil ik u erop wijzen dat voor de behandeling van deze aanvraag en dus ook de eventuele weigering de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt. De aanvraag zou alleen verleend kunnen worden op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo en op grond van artikel 3.10, eerste lid, onder a, is dan de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing.

Wij verzoeken u om voor 19 maart aan te geven of u de aanvraag door wilt zetten wat zal leiden tot een weigering, in gaat trekken of buiten behandeling wilt laten stellen.”

2.3.

De onder 2.2. genoemde medewerker van ODR heeft bij e-mail van 22 maart 2018 de medewerker van [A] eraan herinnerd dat er nog geen reactie was ontvangen op de e-mail van 12 maart 2018 en verzocht om een zo spoedig mogelijke reactie.

2.4.

De medewerker van [A] heeft op verzoek van de huidige gemachtigde van belanghebbende bij e-mail van 22 maart 2018 verzocht om een specificatie van de legeskosten en de desbetreffende legesverordening. In deze e-mail is tevens vermeld dat de huidige gemachtigde begin april zal reageren op het juridisch planologische aspect.

2.5.

Bij e-mail van 23 maart 2018 heeft de onder 2.2. genoemde medewerker van ODR een berekening gegeven van de leges voor zowel het intrekken, weigeren of buiten behandeling stellen van de aanvraag van de omgevingsvergunning en een kopie verstrekt van de Verordening op de heffing en de invordening van leges 2018 (hierna: de Verordening).

2.6.

Bij e-mail van 10 april 2018 aan de medewerker van [A] heeft de onder 2.2. genoemde medewerker van ODR herinnerd aan het verzoek om een reactie. In de e-mail is voorts het volgende opgenomen:

“Indien wij voor 20 april geen inhoudelijke reactie ontvangen zullen wij de aanvraag gaan weigeren.”

2.7.

Op 17 april 2018 is via het Omgevingsloket de aanvraag ingetrokken. ODR heeft de intrekking bij brief van 1 mei 2018 aan belanghebbende bevestigd. In de brief staat voorts het volgende:

Betaling leges

Overeenkomstig de legesverordening van de gemeente bent u leges verschuldigd. U ontvangt van uw gemeente een nota voor de leges.”

2.8.

ODR heeft de gemeente Kerkdriel bij brief van 3 mei 2018 een berekening verschaft van de verschuldigde leges. Op 29 juni 2018 is de factuur dienovereenkomstig aan belanghebbende uitgereikt.

3 Geschil en standpunten van partijen

In geschil is of de factuur voor het juiste bedrag is uitgereikt. Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de heffingsambtenaar niet meer in rekening had mogen brengen dan € 575. Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat over de hoogte van de factuur onderhandeld moet worden. De Rechtbank is ten onrechte niet ingegaan op het aanbod van belanghebbende om een schikking te treffen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing