Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6585, 19/01249 (Wraking)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-08-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:6585, 19/01249 (Wraking)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 augustus 2020
Datum publicatie
28 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:6585
Zaaknummer
19/01249 (Wraking)

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. De wrakingskamer laat het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer, zonder nadere zitting, buiten behandeling. Wrakingsverzoek ten aanzien van de met de behandeling van de zaak belaste raadsheren afgewezen. Verzoeker wil de persoonlijke levensovertuiging van de behandelend raadsheren onderzoeken. Met het niet beantwoorden van vragen van verzoeker hebben de behandelend raadsheren geen blijk gegeven van (de schijn van) vooringenomenheid.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

W rakingskamer

Locatie Arnhem

Wrakingsnummer W200.280.430/01

Datum beslissing: 18 augustus 2020

Beslissing van de wrakingskamer

op het verzoek tot wraking, gedaan door

[verzoeker] te [A] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld in de zaak die bij de belastingkamer van het Hof is ingeschreven onder nummer 19/01249. 1.2. Het onderzoek ter zitting in deze zaak heeft plaatsgevonden op 7 juli 2020 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord verzoeker en [B] namens de Inspecteur.

1.3.Ter zitting heeft verzoeker de wraking verzocht van de raadsheren mr. A.E. Keulemans, mr. A. van Dongen en mr. T.H.J. Verhagen. Daarop is het onderzoek ter zitting geschorst. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.

1.4. De raadsheren van wie om wraking is verzocht hebben te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord.

1.5. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2020. Daarbij is verzoeker verschenen. De raadsheren zijn, zoals aangekondigd, niet verschenen.

1.6 Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer gedaan.

1.7. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.

2 Beoordeling van de wrakingsverzoeken

Wrakingsverzoek ten aanzien van de leden van de wrakingskamer

2.1.

Aan zijn verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat de wrakingskamer geen vragen van levensbeschouwelijke aard wil beantwoorden. Het is daarom voor verzoeker onmogelijk na te gaan of de leden van de wrakingskamer dezelfde levensovertuiging hebben als hijzelf, hetgeen volgens verzoeker essentieel is om op het verzoek te kunnen beslissen.

2.2.

Ter zitting van 6 augustus 2020 heeft de voorzitter van de wrakingskamer verzoeker medegedeeld dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer, zonder nadere zitting, buiten behandeling zal laten. De wrakingskamer motiveert dit als volgt.

2.3.

De indiener van een wrakingsverzoek krijgt tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek bij de wrakingskamer de gelegenheid zijn verzoek tot wraking nader toe te lichten. De mondelinge behandeling is niet bedoeld om vragen van levensbeschouwelijke aard te stellen aan (ieder van) de leden aan de wrakingskamer.

2.4.

Het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer kan naar het oordeel van de wrakingskamer in redelijkheid niet anders worden verstaan dan als aanwending van de bevoegdheid tot wraking voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven.

2.5.

Artikel 9.1, onderdeel h, van het Wrakingsprotocol Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Wrakingsprotocol) bepaalt dat de wrakingskamer kan besluiten een tegen die kamer gericht verzoek tot wraking buiten behandeling te laten, indien het verzoek tot wraking van de wrakingskamer berust op gronden die voor elke wrakingskamer – in welke samenstelling dan ook – gelden.

2.6.

Verzoeker heeft ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat hij de vragen die hij wilde stellen iedere combinatie van de wrakingskamer zou voorleggen. Nu sprake is van evident misbruik van het wrakingsmiddel stelt de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer conform artikel 9.1, onderdeel h, van het Wrakingsprotocol buiten behandeling (zie ook HR 25 september 2018, nr. 17/04189, ECLI:NL:HR:2018:1770 en HR 20 december 2019, nr. 19/04515, ECLI:NL:HR:2019:2038).

Wrakingsverzoek ten aanzien van de met de behandeling van de zaak belaste raadsheren

2.7.

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

“Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.”

2.8.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer HR 21 september 2010, nr. 19/00171, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en HR 19 december 2014, nrs. 14/04896 t/m 14/04899, ECLI:NL:HR:2014:3625).

2.9.

Verzoeker doet zijn verzoek tot wraking van de behandelend raadsheren steunen op de grond dat bedoelde raadsheren aan het begin van de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaak de door hem opgestelde 28 vragen – die volgens hem zijn bedoeld te onderzoeken wat de persoonlijke levensovertuiging van de raadsheren is – te beantwoorden. Door deze vragen niet te willen beantwoorden, laten de raadsheren duidelijk blijken zich onvoldoende te realiseren dat de levenshouding fundamenteel van invloed is op hun daden en denkwijzen en op het vonnis, aldus verzoeker.

2.10.

Naar het oordeel van de wrakingskamer biedt het argument dat verzoeker ter ondersteuning van zijn verzoek heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de behandelend raadsheren blijk hebben gegeven van een vooringenomen jegens verzoeker, dan wel dat de dienaangaande bij verzoeker bestaande vrees daartoe objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal daarom worden afgewezen.

2.11.

Gelet op de stapeling van wrakingsverzoeken en het oneigenlijk gebruikmaken van de mogelijkheid tot wraking zoals door verzoeker is gedaan met het indienen van het tweede verzoek ter zitting van de wrakingskamer, acht de wrakingskamer redenen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, van de Awb. De wrakingskamer bepaalt dan ook dat een volgend verzoek om wraking met betrekking tot de zaak met nummer 19/01249 niet in behandeling zal worden genomen.

3 De beslissing

De wrakingskamer:

– stelt het verzoek tot wraking van 6 augustus 2020, zoals gedaan ten aanzien van de leden van de wrakingskamer van het Hof, buiten behandeling,

– wijst het verzoek tot wraking van de raadsheren mr. A.E. Keulemans, mr. A. van Dongen en mr. T.H.J. Verhagen af en

– bepaalt dat een nieuw verzoek tot wraking met betrekking tot de zaak met nummer 19/01249 niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gedaan te Arnhem door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. M.L. van der Bel en mr. M. Keppels, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2020.

(E.D. Postema) (M.G.J.M. van Kempen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 augustus 2020.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).