Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7152, 19/01065

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7152, 19/01065

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 september 2020
Datum publicatie
18 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:7152
Zaaknummer
19/01065

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Ontvankelijkheid bezwaar. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01065

uitspraakdatum: 8 september 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 juni 2019, nummer AWB 18/5373, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Tribuut (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 204 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 1.043.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2018 (OZB) voor zover het betreft het gebruikersgedeelte vastgesteld op € 3.359,50.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar het door belanghebbende gemaakte bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift kenbaar gemaakt van een zitting te willen afzien. Het Hof heeft belanghebbende vervolgens gevraagd of zij ter zitting wil worden gehoord of dat kan worden volstaan met een extra schriftelijke ronde. Belanghebbende heeft de voorkeur gegeven aan een extra schriftelijke ronde en heeft een schriftelijk stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de heffingsambtenaar die schriftelijk heeft gereageerd. Deze schriftelijke reactie is doorgestuurd naar belanghebbende. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Met dagtekening 28 februari 2018 heeft de heffingsambtenaar de beschikking gegeven waarin de WOZ‑waarde is vastgesteld. Tegelijk is de aanslag OZB vastgesteld.

2.2.

Aan belanghebbende is op 24 april 2018 een aanmaning verzonden.

2.3.

Met dagtekening 25 mei 2018 is aan belanghebbende een dwangbevel betekend.

2.4.

Naar aanleiding van de ontvangst van het dwangbevel heeft belanghebbende telefonisch contact opgenomen met de heffingsambtenaar. Per e‑mail van 29 mei 2018 heeft zij kenbaar gemaakt het niet eens te zijn met de opgelegde aanslag omdat zij op 1 januari 2018 niet langer gebruiker was van [a-straat] 204 te [Z] . Zij heeft verwezen naar het bij die e‑mail gevoegde geschrift van 7 maart 2018 met dezelfde strekking.

2.5.

De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet‑ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingediend.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of het bezwaar ten onrechte niet‑ontvankelijk is verklaard.

3.2.

Belanghebbende heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat zij pas door de ontvangst van het dwangbevel ervan op de hoogte is gekomen dat haar op 7 maart 2018 gedagtekende bezwaarschrift kennelijk niet door de heffingsambtenaar was ontvangen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing