Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7154, 19/01067

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7154, 19/01067

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 september 2020
Datum publicatie
18 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:7154
Zaaknummer
19/01067

Inhoudsindicatie

Volgens het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank zijn partijen een winstcorrectie van € 7.000 overeengekomen. De rechtbank heeft dit in haar uitspraak verwerkt. Het daartegen door de inspecteur ingestelde hoger beroep is ongegrond. Dat de inspecteur mogelijkerwijs iets anders heeft bedoeld is ter zitting van de rechtbank niet tot uitdrukking gekomen.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/01067

uitspraakdatum: 8 september 2020

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juli 2019, nummer AWB 18/1838, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslag en de belastingrente verminderd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en hem gelast het griffierecht te vergoeden.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De Inspecteur heeft een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een financiële holding, opgericht in 2002. Bestuurder van belanghebbende is [A] B.V., welke vennootschap op haar beurt wordt bestuurd door [B] .

2.2.

Belanghebbende is beherend vennoot in de commanditaire vennootschap [X] C.V. te [Z] en is gerechtigd tot 90% van het resultaat van [X] C.V. Aan [X] C.V. heeft zij een lening verstrekt van € 3.233.500. Tevens heeft zij op [X] C.V. een vordering in rekening-courant. Eind 2013 bedroeg de stand van deze vordering € 2.860.746.

2.3.

[X] C.V. heeft de van belanghebbende geleende gelden geheel doorgeleend aan [C] B.V.

2.4.

Bij het vaststellen van de aanslag in de Vpb voor het jaar 2013 heeft de Inspecteur geconstateerd dat belanghebbende geen rente-inkomsten inzake bovengenoemde vorderingen in haar aangifte heeft opgenomen en ook geen vordering op haar balans heeft vermeld van de schuldig gebleven rente. Evenmin is een voorziening voor dat bedrag opgenomen.

2.5.

De Inspecteur heeft de aangifte als volgt gecorrigeerd:

2.6.

In het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank is onder meer vermeld, waarbij [D] en [E] optreden namens de Inspecteur en [F] namens belanghebbende:

“Voorzitter: (…). U zal toch met iets meer moeten komen. Er is geen rente in rekening gebracht en u had ook aan de andere kant moeten kijken. Kunnen we terug naar de aangifte en de correctie schrappen?

[E] : dan zou de correctie met 90% moeten vervallen.

[D] : daar kunnen we nu niet in meegaan. Als de last nog niet was genomen, dan had het

10% moeten zijn van de correctie.

Voorzitter: de correctie is gebaseerd op de nominale vordering en niet op wat er over is aan

leningsbedrag.

[D] : dat zou dan uitkomen op rond de € 7.000. Dat zou dan overblijven als correctie.

[F] : daar kan ik mee instemmen.

Voorzitter: de correctie wordt teruggebracht tot € 7.000. Een bedrag van € 281.357 gaat af van de grondslag.”

2.7.

In haar uitspraak heeft de Rechtbank de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 8.876, te weten het aangegeven belastbare bedrag van € 1.876 verhoogd met € 7.000 winstcorrectie.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Rechtbank in haar uitspraak terecht de correctie van het belastbare bedrag heeft teruggebracht tot € 7.000.

3.2.

De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en belanghebbende beantwoordt deze bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing