Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7157, 20/00344

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7157, 20/00344

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 september 2020
Datum publicatie
18 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:7157
Formele relaties
Zaaknummer
20/00344

Inhoudsindicatie

Invordering. Naheffingsaanslag omzetbelasting. Vervolgingskosten bij versnelde invordering en versnelde tenuitvoerlegging. Valt de kostenbeschikking binnen het toepassingsgebied van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel?

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 20/00344

uitspraakdatum: 8 september 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

VOF [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 januari 2020, nummer AWB 19/2452, in het geding tussen belanghebbende en

de ontvanger van de Belastingdienst (hierna: de Ontvanger)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is op de voet van artikel 3, eerste lid, Kostenwet invordering rijksbelastingen (hierna: de Kostenwet) een bedrag van € 12.197 in rekening gebracht.

1.2.

Het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Ontvanger bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter (digitale) zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 30 juli 2020. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende alsmede – namens de Ontvanger – mr. [B] en drs. [C] .

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende, een vennootschap onder firma, exploiteert een groothandel in juweliersartikelen en uurwerken. Zij verkoopt sieraden en koopt zogenoemd sloopgoud in. Het sloopgoud wordt vervolgens verkocht aan een afnemer in België of door belanghebbende omgesmolten tot baren onzuiver goud. Deze baren worden door belanghebbende verkocht aan een afnemer in Dubai. De vennoten van belanghebbende zijn [D] en [E] .

2.2.

Bij belanghebbende heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden. Van de bevindingen van dat onderzoek is met dagtekening 28 november 2018 een controlerapport opgemaakt. Op grond daarvan heeft de inspecteur aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 met dagtekening 28 november 2018 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 1.049.780 (hierna: de naheffingsaanslag).

2.3.

De Ontvanger heeft de naheffingsaanslag ten bedrage van € 1.049.780 wegens bij hem bestaande gegronde vrees voor verduistering terstond en tot het volle bedrag invorderbaar verklaard op de voet van artikel 10, lid 1, onderdeel b, Invorderingswet 1990. Dit is op het aanslagbiljet vermeld. De belastingdeurwaarder heeft op 28 november 2018 om 09.26 uur de naheffingsaanslag aan (een vennoot van) belanghebbende betekend. Daarbij is voorts het rapport van het boekenonderzoek aan belanghebbende overhandigd.

2.4.

In verband met de versnelde invordering van de naheffingsaanslag heeft de Ontvanger eveneens op 28 november 2018 een dwangbevel uitgevaardigd. Op het formulier van het dwangbevel is het bedrag van de naheffingsaanslag vermeld (€ 1.049.780) maar geen kosten van vervolging (“Tot nu toe verschuldigde kosten van vervolging: € 0,00”). Bij exploot (Akte van betekening van een dwangbevel en bevel tot betaling) heeft de belastingdeurwaarder dit dwangbevel op 28 november 2018 om 09.43 uur aan (een vennoot van) belanghebbende betekend. In het exploot van de belastingdeurwaarder is vermeld dat de betekeningskosten € 12.197 belopen met de vermelding ‘Als u de schuld binnen 2 dagen betaalt dan bent u de betekeningskosten niet verschuldigd’.

2.5.

Omdat de belastingschuld niet terstond is betaald en belanghebbende had medegedeeld niet tot directe betaling in staat te zijn, heeft de Ontvanger ter zake van de naheffingsaanslag op 28 november 2018 om 14.00 uur executoriaal beslag gelegd op roerende zaken van belanghebbende (gouden en zilveren sieraden, klompjes goud en geld). De goederen zijn in bewaring gegeven aan de Dienst Domeinen Roerende Zaken.

2.6.

Belanghebbende heeft geen civiele procedure gevoerd tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel inzake de versnelde dwanginvordering en tegen de beslaglegging.

2.7.

Belanghebbende is niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord alvorens de belastingaanslag aan haar is opgelegd en haar de betekeningskosten van € 12.197 in rekening zijn gebracht.

2.8.

Bij brief van 4 december 2018 heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag. Dit bezwaarschrift is op 6 december 2018 ontvangen door de inspecteur.

2.9.

Bij brief van 6 december 2018 heeft belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de in rekening gebrachte kosten van € 12.197. Het bezwaarschrift vermeldt onder meer “(…) In dat kader teken ik bezwaar aan tegen de in rekening gebrachte kosten bij de betekening van het dwangbevel op 28 november 2018, tot een bedrag van € 12.197 (…)’. Deze brief is op 10 december 2018 ontvangen door de Ontvanger.

2.10.

Bij beschikking van 7 december 2018 heeft de belastingdeurwaarder belanghebbende een bedrag van € 12.197 aan vervolgingskosten in rekening gebracht in verband met het niet-voldoen van de naheffingsaanslag. Daarbij is vermeld dat belanghebbende binnen zes weken na dagtekening van de beschikking beroep kan indienen bij de Ontvanger. Belanghebbende heeft op 10 december 2018 een rechtsmiddel tegen deze beschikking aangewend.

2.11.

Bij brief van 19 december 2018 heeft de Ontvanger belanghebbende uitstel van betaling verleend met betrekking tot de vervolgingskosten van € 12.197.

2.12.

Bij brief van 13 februari 2019 heeft de Ontvanger belanghebbende, op haar verzoek, uitstel van betaling met betrekking tot de naheffingsaanslag en de openstaande kosten verleend totdat op het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag is beslist.

2.13.

Op 15 maart 2019 is belanghebbende door de Ontvanger gehoord met betrekking tot het bezwaar inzake de vervolgingskosten.

2.14.

Op 29 maart 2019 heeft de Ontvanger uitspraak gedaan met betrekking tot het op 6 december 2018 gedagtekende, door hem op 10 december 2018 ontvangen, bezwaarschrift van belanghebbende tegen de kosten die belanghebbende op 28 november 2018 in rekening zijn gebracht. Daarbij is het bedrag van die kosten (€ 12.197) door de Ontvanger gehandhaafd.

2.15.

Op 26 augustus 2019 heeft de Ontvanger het volgende aan belanghebbende geschreven:

“(…)

Voor de heer [E] , mevrouw [D] en de vof [X] is slechts per belastingschuldige 1 keer kosten in rekening gebracht van € 12.197,00.

Dit is in de kostenbeschikkingen van 07 december 2018 aangegeven en betekend aan belastingschuldigen. Bij de uitvaardiging van het dwangbevel op 28 november 2018 zijn geen kosten gerekend anders dan in de kostenbeschikking staat vermeldt. (…) “.

2.16.

Belanghebbende heeft tegen de in 2.14 bedoelde uitspraak vergeefs beroep ingesteld bij de Rechtbank.

2.17.

Tegen belanghebbende en haar vennoten is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Een beslissing omtrent de vervolging is nog niet genomen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is (in wezen primair) of het onderhavige bezwaar van 6 december 2018 niet-ontvankelijk moet worden verklaard en, bij een ontkennende beantwoording daarvan, (subsidiair) of de onderhavige vervolgingskosten belanghebbende terecht in rekening zijn gebracht.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend. De Ontvanger beantwoordt de vragen in tegengestelde zin.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing