Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7853, 19/00843 en 19/00844

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7853, 19/00843 en 19/00844

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 september 2020
Datum publicatie
2 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:7853
Zaaknummer
19/00843 en 19/00844

Inhoudsindicatie

WOZ; beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet omdat geen sprake is van identieke objecten.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 19/00843 en 19/00844

uitspraakdatum: 29 september 2020

Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 juni 2019, nummers LEE 18/1302 en 18/1303, ECLI:NL:RBNNE:2019:2617, in het geding tussen de belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Terschelling (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 584.000. Tegelijk met deze beschikking is aan belanghebbende een aanslag in de onroerendezaakbelasting voor 2017 (OZB) opgelegd voor zover het het eigenarengedeelte betreft.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 603.000. Tegelijk met deze beschikking is aan belanghebbende een aanslag OZB voor 2018 opgelegd voor zover het het eigenarengedeelte betreft.

1.3.

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.

1.6.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze, via beeldbellen, plaatsgevonden op 1 september 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning [a-straat 1] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak heeft een inhoud van circa 692 m³. De onroerende zaak is gelegen op een perceel van 525 m² dat aan belanghebbende in erfpacht is gegeven. De onroerende zaak heeft als bestemming recreatief gebruik.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2016 en 1 januari 2017 voor de Wet WOZ te hoog heeft vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend.

3.3.

De heffingsambtenaar beantwoordt de voormelde vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4.

Beide partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten en griffierecht

6 Beslissing