Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:786, 18/00910 t/m 18/00922

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:786, 18/00910 t/m 18/00922

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 januari 2020
Datum publicatie
7 februari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:786
Formele relaties
Zaaknummer
18/00910 t/m 18/00922

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikkingen. Toetsingsmoment rechtmatigheid informatiebeschikkingen. Reikwijdte informatiebeschikkingen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00910 t/m 18/00922

uitspraakdatum: 28 januari 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

erven [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 september 2018, nummers 17/2410, 17/2412 tot en met 17/2421, 17/2423 en 17/2424, in het geding tussen belanghebbenden en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft op grond van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2001 tot en met 2013 informatiebeschikkingen vastgesteld ten name van [X] (hierna: de informatiebeschikkingen).

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de informatiebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbenden zijn tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen tegen de informatiebeschikkingen ongegrond verklaard en belanghebbenden een termijn van zes weken gegeven, gerekend vanaf de dag nadat haar uitspraken onherroepelijk zijn geworden, om alsnog de in de informatiebeschikkingen gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbenden mr. [A] en mr. [B] en, namens de Inspecteur, [C] en [D] . Tijdens deze zitting zijn gezamenlijk met de zaken van belanghebbenden, de zaken met de nummers 18/00923 tot en met 18/00935 behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Bij brief van 17 april 2014 is namens [X] en [E] een beroep op de zogenoemde inkeerregeling van de AWR gedaan. In deze brief is – voor zover van belang – vermeld:

“Met betrekking tot de aangiften inkomstenbelasting zijn bij deze cliënten onvolledigheden geconstateerd. Dit betreft het ten onrechte niet opnemen van vermogensbestanddelen dat in het buitenland worden aangehouden en de inkomsten uit deze vermogensbestanddelen.

De vermogensbestanddelen bestaan uit banktegoeden die sinds lange tijd, worden aangehouden bij de USB Bank in Zürich, Zwitserland en Sabadell Atlantico in Madrid, Spanje. De omvang van beide bankrekeningen beloopt op dit moment, naar schatting, een bedrag van € 140.000 en € 10.000.

Wij starten thans een onderzoek naar de precieze omvang van de vermogensbestanddelen en de daarop genoten inkomsten.”

2.2.

De Inspecteur heeft bij brief van 6 oktober 2014 verzocht gegevens en inlichtingen te verstrekken over de inkomsten en/of het vermogen in de jaren 2001 tot en met 2013. Deze brief heeft als bijlage de ‘Gespecificeerde verklaring vrijwillige verbetering’ (hierna: de Verklaring). De Verklaring vermeldt, voor zover van belang:

“Met deze verklaring geeft u alsnog inkomsten, vermogens, erfenissen of schenkingen aan die u in de afgelopen jaren niet (of niet volledig) hebt aangegeven.

(…).

1a. Vul in de tabel hieronder de verschillende soorten inkomsten in die u niet eerder hebt aangegeven.

(…).

2a. Vul in de tabel hieronder de erfenis(sen) in die u niet eerder hebt aangegeven.

(…).

3a. Vul in de tabel hieronder de schenking(en) in die u niet eerder hebt aangegeven.

(…).

4a. Vul in de tabel hieronder de verschillende bezittingen en schulden in die u niet eerder hebt aangegeven.”

2.3.

[X] is [in] 2015 overleden.

2.4.

Bij brief van 19 november 2015 heeft de Inspecteur onder meer aan belanghebbenden geschreven dat de in de brief van 6 oktober 2014 (zie 2.2) gevraagde gegevens en inlichtingen nog niet zijn verstrekt en dat de ingevulde Verklaring en de daarin verzochte bescheiden uiterlijk 26 november 2015 door hem moeten zijn ontvangen. Daarnaast heeft de Inspecteur erop gewezen dat op grond van artikel 47 van de AWR de verplichting bestaat om de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken en dat bij het niet of niet volledig voldoen aan deze verplichtingen de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is.

2.5.

De Inspecteur heeft op 30 november 2015 de informatiebeschikkingen vastgesteld. Deze luiden, voor zover van belang:

“Op deze brieven van 19 november 2015 heb ik geen enkele reactie gehad. De gevraagde ingevulde “Gespecificeerde verklaring vrijwillige verbetering” alsmede de verzochte bescheiden zijn niet door mij ontvangen.

Informatiebeschikkingen

U hebt niet of niet geheel aan deze informatieverzoeken voldaan. Daarom ontvangt u hierbij onderstaande 13 informatiebeschikkingen ex art. 52a Algemene wet inzake rijksbelastingen (vervat in één geschrift); één beschikking voor elk van de kalenderjaren 2001 t/m 2013).

De beschikkingen zijn hierna genoemd. Daarbij is aangegeven op welke informatieverzoeken zij betrekking hebben:

De beschikking 2001: De gevraagde informatie en bijbehorende bijlagen zoals opgenomen in de (gespecificeerde) verklaring vrijwillige verbetering ten behoeve van de op te leggen (navorderings)aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001;

(…).

U kunt er naar aanleiding van deze beschikking voor kiezen alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Ik verwijs u naar de bijgevoegde Verklaring vrijwillige verbetering (bijlage 2) en verzoek u deze verklaring vóór 31 december 2015 ingevuld met de bijbehorende bijlagen aan mij terug te sturen.

(…).

Als u niet aan uw informatieverplichtingen voldoet en niet of niet tijdig bezwaar hebt gemaakt tegen deze beschikking(en), worden deze informatiebeschikkingen onherroepelijk. Dat betekent dat u zich dan in een nadelige bewijspositie hebt gemanoeuvreerd in de bezwaarfase tegen de belastingaanslagen waarop de informatieverzoeken zien. U dient dan namelijk ‘te doen blijken’ dat die belastingaanslagen niet juist zijn, de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast.”

2.6.

Met dagtekening 11 januari 2016 hebben de belanghebbenden bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikkingen.

2.7.

Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 21 maart 2017 heeft de Inspecteur de informatiebeschikkingen gehandhaafd. De uitspraken op bezwaar vermelden onder meer:

“De volgende vragen zijn mijns inziens niet of onvolledig beantwoord.

1. Verklaring Vrijwillige verbetering

De bij de informatiebeschikking als bijlage 2 gevoegde Verklaring Vrijwillige verbetering is niet ingevuld en de gevraagde bijlagen zijn niet aan mij gestuurd.

De volgende informatie is daarbij specifiek niet aangeleverd:

2. Verschil correctie vermogen bijlage 1 t.o.v. de verstrekte informatie vermogen bijlage 2.

Het verschil tussen de in de bijlage 1 genoemde correcties van het vermogen en de overgelegde informatie in bijlage 2 (uit uw brief van 21 april 2016) is niet verklaard.

3. Verstrekking Informatie vermogen Sabadell Altlantico.

Er is ingekeerd voor banktegoeden gehouden bij de bank Sabadell Atlantico in Madrid, Spanje. Tot op heden is alleen informatie binnen gekomen vanaf september 2014. De stukken van vóór september 2014 zijn niet aangeleverd.

4. Nadere verstrekking informatie vermogen UBS.

Uit niets blijkt te wiens name het vermogen wordt gehouden bij de UBS.

In de bijlage bij de Verklaring Vrijwillige verbetering is gevraagd een afschrift te verstrekken van het openingsformulier van elke bankrekening. Deze zijn niet door mij ontvangen.

Ten aanzien van de gerechtigdheid tot het vermogen werkt de UBS met het formulier “Feststellung des wirtschaftlich berechtigten”. Een afschrift hiervan is niet door mij ontvangen.

5. Commissies.

In het verzoek om inkeer is geen melding gemaakt van ontvangen commissies.

Voor het eerst in de brief van 21 april 2016 wordt hiervan melding gemaakt. U schrijft:

“Ik merk op dat de heer [X] in de jaren 2003-2006 aanzienlijke bedragen aan commissie heeft ontvangen, welke door hem contant zijn doorbetaald aan agenten in Spanje, Italië en Portugal. Ik voeg daarvoor in bijlage 3 een overzicht van die inkomsten bij. Naar ik meen behoren deze inkomsten niet tot het box 1 inkomen van de Erven [X] ”.

De nadere informatie hierover dient u nog de verstrekken. Het gaat om de volgende informatie:

o Van wie en waarvoor zijn deze commissie ontvangen.

o Ik verzoek u mij de onderliggende stukken (bankafschriften, declaraties/nota’s ed) te verstrekken.

o Aan wie is deze commissie doorbetaald?

o Graag ontvang ik de onderliggende stukken waaruit blijkt dat deze gelden zijn doorbetaald.

o Waarom zouden deze gelden niet tot het box 1 inkomen behoren?

Volgens de berekeningen in bijlage 1 zijn deze gelden belast.

In uw brief van 16 september 2016 geeft u aan dat door het overlijden van de heer [X] geen verdere informatie kan worden achterhaald over de commissies. Na het overlijden van de heer [X] [in] 2015 zijn diens fiscale verplichtingen van rechtswege overgegaan op de erfgenamen, hetgeen meebrengt dat de erfgenamen gehouden zijn de verplichtingen krachtens de artikelen 47 en 49 AWR na te komen.

6. KBC bank België.

Ik heb de bankstukken ontvangen vanaf 01-01-2006, U heeft voorgesteld om, gelet op het zeer geringe saldo op de rekening, dit verder te laten rusten, Ik heb gezien dat het saldo op 1-1-2006 gering is, echter dit zegt niets over de saldi vóór 1-1-2006. U dient daarom alsnog de ontbrekende bankstukken en het openingsformulier van deze rekening toe te sturen.”

2.8.

Belanghebbenden hebben tegen die uitspraken op bezwaar vergeefs beroep ingesteld.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur terecht de informatiebeschikkingen heeft vastgesteld. Belanghebbenden beantwoorden deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2.

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en van de informatiebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing