Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7949, 19/00485

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:7949, 19/00485

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 september 2020
Datum publicatie
9 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:7949
Formele relaties
Zaaknummer
19/00485

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Tarief. Verkrijging door zorgaanbieder van een aantal onroerende zaken. Gescheiden aanbod van wonen en zorg. Geheel zelfstandige appartementen voor ouderen. Bestemd voor gebruik als verpleeg- of verzorgingsinstelling? Netwerkvrijstelling van toepassing op bronnetten (onderdeel van warmtesystemen)?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00485

uitspraakdatum: 29 september 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

en het incidenteel hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 maart 2019, nummer AWB 17/3513, ECLI:NL:RBGEL:2019:1092, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging van (de gerechtigdheid tot) een aantal onroerende zaken te [Z] een bedrag van € 1.639.503 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de verschuldigde overdrachtsbelasting vastgesteld op een bedrag van € 978.568.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (via beeldbellen) plaatsgevonden op 9 juli 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een zorgaanbieder en heeft bij notariële akte van 1 oktober 2015 een aantal onroerende zaken verkregen. Het betreft, voor zover relevant, de (juridische en/of economische) eigendom van c.q. de zakelijke gerechtigdheid tot de hierna volgende onroerende zaken, in de akte omschreven als volgt:

– het [A] , bestaande uit eenhonderd tweeëntwintig (122) hotelkamers voor tijdelijk verblijf van mensen met een zorgbehoefte (hierna: [A] );

– het [B] gebouw, genaamd “ [C] ”, bestaande uit eenenzeventig (71) zorgappartementen met aanhorigheden bestemd voor bewoners met een psychogeriatrische en/of somatische aandoening, inclusief gemeenschappelijke verblijfsruimten, bergingsruimten en ruimten voor zorginfrastructuur en ondergrond, (hierna: [C] );

– het gebouw genaamd “ [D] ”, bestaande uit eenenzeventig (71) zorgappartementen met aanhorigheden en met nabij gelegen berging (hierna: [D] );

– drie warmte-koude-opslaginstallaties: omvattende onder meer bronnen, leidingen, bodemwisselaars, installaties, pompen en appendages voor de opslag van duurzame energie behorend bij de gebouwen: [A] , [C] en [D] (hierna: de [E] -installaties).

2.2.

De gebouwen [C] en [D] (hierna gezamenlijk ook te noemen: beide gebouwen) zijn niet gesplitst in appartementsrechten.

2.3.

In de aanvraag bouwvergunning voor de [C] , door de gemeente [Z] ontvangen op 9 juli 2010, worden de bouwwerkzaamheden als volgt toegelicht: "Beg. gr. 1e verd: groepswoningen met 2 x 16 appartementen tbv Psycho Geriatrische patiënten met bijbehorende woonkamers. 2e , 3e, 4e verd: groepswoningen met 3 x 13 app tbv Somatische patiënten."

2.4.

In de aanvraag bouwvergunning voor de [D] , door de gemeente [Z] ontvangen op 26 juni 2009, worden de bouwwerkzaamheden als volgt toegelicht: "Blok A bevat: 2 x 16 PG-woningen met bijbehorende woonkamers 39 zorgappartementen. Kapel en voormalig klooster worden gedeeltelijk gesloopt."

2.5.

Bij besluit van 18 september 2012 is een omgevingsvergunning voor de [C] verleend voor: "het brandveilig gebruiken van 71 appartementen" en op 22 mei 2013 voor de [D] voor: "het brandveilig gebruiken van een woonzorgcentrum met 71 appartementen."

2.6.

Alle appartementen in beide gebouwen hebben een eigen huisnummer, brievenbus, bel, keuken met koelkast en 2-pits inductieplaat (begane grond en eerste verdieping) of 4-pits inductieplaat met inbouwoven (tweede, derde en vierde verdieping), badkamer met douche, toilet, wasmachineaansluiting, balkon, sleutelkluis bij de voordeur, en zijn afzonderlijk afsluitbaar.

2.7.

In beide gebouwen kunnen de toegangsdeuren naar alle galerijen alleen worden geopend met een zogenaamde 'tag'. Deze 'tags' worden aan alle bewoners en/of hun naasten uitgereikt. De galerijen kunnen ongehinderd worden verlaten met behulp van een drukknop op de wand. Er zijn geen camera's, alarm-, detectie- of andere domoticasystemen aanwezig. Bewoners kunnen desgewenst gebruik maken van een hals- of polsalarmsysteem.

2.8.

Beide gebouwen beschikken over woonkamers / buurtkamers voorzien van een eigen keukeninrichting voor gemeenschappelijk gebruik. Daarnaast zijn de begane grond en eerste verdieping van beide gebouwen voorzien van zogenaamde 'vlinderplekken'. Vlinderplekken zijn geen afzonderlijke kamers, maar hoekjes en plekjes op de galerij die zijn ingericht als 'belevingsruimte' voor dementerende bewoners. Er zijn onder andere 'vlinderplekken' die gedecoreerd zijn als 'bushalte', of ingericht als was- en strijkhoek, muziekkamer of bioscoop. Er zijn geen behandelruimten aanwezig, maar wel kantoorruimten ten behoeve van verzorgenden.

2.9.

De appartementen op de begane grond en eerste verdieping van beide gebouwen worden bewoond door bewoners met psycho-geriatrische problematiek (dementie) en zijn gesitueerd aan een binnengalerij. De appartementen op de tweede, derde en vierde verdieping van beide gebouwen worden bewoond door bewoners met somatische problematiek.

2.10.

Belanghebbende heeft voor beide gebouwen een registratie op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi). De bewoners van de appartementen kunnen zorg afnemen bij belanghebbende, bij andere zorgverleners of gebruikmaken van mantelzorg. Niet alle bewoners en/of hun partners hebben zorg nodig.

2.11.

Bij de [E] -installaties (zie 2.1.) is sprake van een zogenaamd 'bronnet' (hierna: het bronnet). Het bronnet bestaat uit een gesloten systeem van gekoppelde polyethyleen lussen gevuld met water die rondom de gebouwen op een diepte van 90 tot 150 meter in de grond zijn aangebracht. Water met een temperatuur van 7C wordt via de polyethyleen slangen diep de grond in gepompt. Aldaar wordt het water opgewarmd tot 13C en via het bronnet naar het 'overdrachtspunt’ in de woning gepompt. Op het overdrachtspunt in de woning wordt de temperatuur van 13C door middel van een warmtewisselaar (een soort membraam) afgegeven aan een watercircuit in de woning.

2.12.

De warmtesystemen van de gebouwen bestaan uit drie onderdelen: het bronnet, een warmtepompsysteem en de binneninstallatie. Het warmtepompsysteem bestaat uit een warmtepomp met een boilervat en bevindt zich na het overdrachtspunt (zie 2.11.). Het warmtepompsysteem zorgt ervoor dat de temperatuur van het water op een zodanige temperatuur wordt gebracht dat het geschikt is voor ruimteverwarming, sanitaire doeleinden en huishoudelijk gebruik. De binneninstallatie bestaat uit de in een woning aanwezige leidingen en toestellen. Bij elk gebouw bevindt zich een zelfstandig bronnet (hierna tezamen: de bronnetten).

2.13.

Belanghebbende heeft ter zake de verkrijging (zie 2.1.) € 1.639.503 overdrachtsbelasting op aangifte afgedragen. De specificatie van dit bedrag is als volgt:

[A]

€ 603.507

[E] [A]

€ 18.711

[C]

€ 436.446

[E] [C]

€ 19.608

[D]

€ 538.230

[E] [D]

€ 23.001

Totaal

€ 1.639.503

2.14.

De rechtbank heeft de verschuldigde overdrachtsbelasting vastgesteld op een totaal bedrag van € 978.568. De specificatie van dit bedrag is als volgt:

[A]

€ 603.507

[E] [A]

€ 18.711

[C] :

Wonen

€ 145.165

Niet-wonen

€ 9.408

[E]

€ 6.665

[D] :

Wonen

€ 180.733

Niet-wonen

€ 6.561

[E]

€ 7.818

Totaal

€ 978.568

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de [C] in zijn geheel en de begane grond en eerste verdieping van de [D] , voor de heffing van overdrachtsbelasting kwalificeren als een woning in de zin van artikel 14, tweede lid, van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR). In incidenteel hoger beroep is in geschil of de verkrijging van de bronnetten - in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als: [E] 's - is vrijgesteld van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en letter y, van de WBR, ook wel aangeduid als de netwerkvrijstelling (hierna: de netwerkvrijstelling).

3.2.

De Inspecteur stelt aan de hand van de aanvragen bouwvergunning dat de [C] in zijn geheel en de [D] voor zover het betreft de begane grond en eerste verdieping, naar hun aard bestemd zijn om dienst te doen als verzorgingsinstelling, en daarom niet als woning in de zin van artikel 14, tweede lid, van de WBR kwalificeren. Volgens de Inspecteur moet daarom over de verkrijging overdrachtsbelasting worden geheven naar het 6%-tarief.

3.3.

De Inspecteur komt daarom tot de conclusie dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden vernietigd, behalve voor zover die ziet op de verschuldigde overdrachtsbelasting over de verkrijging van de tweede, derde en vierde verdieping van de [D] . Dit betekent volgens de Inspecteur dat het bedrag dat op aangifte is voldaan, moet worden verminderd met een bedrag van € 188.398 ( [D] € 180.732 + bronnet [D] € 7.666).

3.4.

Belanghebbende stelt dat de woningen (appartementen), verkeersruimten, en de gezamenlijke ruimten in de [C] en in de [D] zijn aan te merken als woningen in de zin van artikel 14, tweede lid, van de WBR. Volgens belanghebbende moet daarom over de verkrijging van het deel dat bestemd is voor bewoning overdrachtsbelasting worden geheven naar het 2%-tarief. Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

3.5.

In incidenteel hoger beroep stelt belanghebbende, kort gezegd, dat de bronnetten thermische energie - warmte - transporteren naar het overdrachtspunt in de appartementen, waarbij het water in het gesloten systeem dient als transportmiddel voor deze thermische energie. Op de verkrijging van de bronnetten is volgens belanghebbende daarom de netwerkvrijstelling van toepassing.

3.6.

Belanghebbende concludeert vervolgens tot gegrondheid van het incidenteel hoger beroep, hetgeen moet leiden tot een verdere vermindering van het door de Rechtbank vastgestelde verschuldigde bedrag aan overdrachtsbelasting met een bedrag van € 33.194 (zie 2.14.: bronnet: [A] € 18.711 + [C] € 6.665 + [D] € 7.818).

3.7.

De Inspecteur stelt dat de bronnetten onderdeel uitmaken van de voorzieningen van de gebouwen en niet zijn aan te merken als een net(werk) waarop de netwerkvrijstelling ziet, maar zijn aan te merken als aanhorigheid bij de panden waaraan zij dienstbaar zijn en concludeert tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.

3.8.

De cijfermatige uitwerkingen van elkaars standpunten (zie 3.3. en 3.6.) zijn tussen partijen niet in geschil. Tussen partijen is eveneens niet in geschil dat over de verkrijging van de bedrijfsruimten - volgens de verdeling die door de Rechtbank is gehanteerd (zie 2.14.) - in de gebouwen het tarief van 6% van toepassing is.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing