Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8237, 19/00906 t/m 19/00911

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8237, 19/00906 t/m 19/00911

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 oktober 2020
Datum publicatie
23 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:8237
Formele relaties
Zaaknummer
19/00906 t/m 19/00911

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Geldverstrekking aan besloten vennootschap waarin een (indirect) aanmerkelijk belang wordt gehouden. Onzakelijke lening?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00906 tot en met 19/00911

uitspraakdatum: 13 oktober 2020

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 mei 2019, nummers AWB 17/4242 tot en met 17/4747, in het geding tussen

[X] te [Z] ,

en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2011, 2012 en 2013 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd. Tevens is steeds bij beschikking heffingsrente dan wel belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW voor de jaren 2011 en 2012 alsmede de daarbij behorende beschikkingen heffingsrente en belastingrente vernietigd en de navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW voor het jaar 2013 alsmede de daarbij behorende beschikkingen belastingrente verminderd. Tevens is de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende veroordeeld tot een bedrag van € 1.024 en is gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De Inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 23 september 2020. Via een videoverbinding hebben hieraan deelgenomen [A] en [B] , als gemachtigden van belanghebbende, en [C] , namens de Inspecteur.

1.7.

De Inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is sinds 29 april 1997 gehuwd met [D] (hierna: de echtgenote). Bij het aangaan van dit huwelijk zijn huwelijkse voorwaarden opgemaakt waarbij iedere gemeenschap van goederen is uitgesloten.

2.2.

Sinds 1 mei 1997 is in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel ingeschreven de vennootschap onder firma [E] (hierna: de vof). Belanghebbende en zijn echtgenote zijn de (enige) vennoten van de vof.

2.3.

De vof heeft tot doel de exploitatie van een kapperszaak. Volgens de statuten wordt de winst voor 60% aan belanghebbende en 40% aan de echtgenote toebedeeld.

2.4.

In 2003 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een marktonderzoek laten doen naar de levensvatbaarheid van een winkelformule gericht op de verkoop van haarverzorgingsproducten. De uitkomsten van het onderzoek en de geprognosticeerde resultaten waren positief. Gelet op de omstandigheid dat een belangrijke categorie afnemers van de producten concurrenten waren van de vof, is besloten om deze winkelformule door middel van een besloten vennootschap te gaan exploiteren.

2.5.

Belanghebbende is sinds 2004 enig aandeelhouder van [F] BV. Deze BV is sinds de oprichting in 2004 enig aandeelhouder van [G] B.V. (hierna: [G] ). De nieuwe winkelformule gericht op de verkoop van haarverzorgingsproducten is vanaf 2004 vanuit [G] geëxploiteerd.

2.6.

Op 2 maart 2004 doet de SNS Bank een financieringsvoorstel. Hierin staat, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Totale kredietfaciliteit van € 575.000,- bedoeld ter (her)financiering van de V.o.f., [G] BV i.o. en privé naar de onderstaande verdeling:

Privé

Vaste lening :

€ 200.000,-

Looptijd :

20 jaar

Aflossing :

lineair, € 833.33 per maand voor het eerst op

01-01-2005 (voorlopig uitgangspunt)

V.O.F.

Vaste lening :

€ 250.000,-

Looptijd :

20 jaar

Aflossing :

lineair, € 1041.67 per maand voor het eerst op

01-07-2004

Rentepercentage leningen :

10 jaar vast thans uitkomend op 5.2%5 jaar vast thans uitkomend op 4.4%3 jaar vast thans uitkomend op 3.9%1 jaar vast thans uitkomend op 3.4%variabele rente thans uitkomend op 4.2%

[F] BV, en [G] BV i.o

Rekening Courant :

Limiet € 125.000,-

Looptijd :

6 jaar

Aflossing :

Inperking met € 1750,- per maand, voor het eerst per 01-01-2005

Rentepercentage :

SNS Basisrente, momenteel 2,75% met een opslag van 3% en met een minimum van 5% per jaar

Kredietprovisie :

0,25% per kwartaal

Zekerheden:

-

nieuwe hypothecaire inschrijving ad € 600.000,- op resp. [a-straat] 8 te [Z] alsmede [b-straat] 6 te [Z]

-

continuatie bestaande zekerheden d.d. 20-6-2001

-

te verpanden activa [F] BV / [G] BV i.o.

-

hoofdelijke aansprakelijkheid voor alle financieringen”

2.7.

De vof en [G] hebben op 4 november 2005 een onderhandse overeenkomst tot kredietverstrekking in rekening-courant getekend. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld.

“OVEREENKOMST TOT KREDIETVERSTREKKING IN REKENING-COURANT De ondergetekenden:

1. de vennootschap onder firma Haarmode Rinie V.O.F. vertegenwoordigd door haar vennoot de heer [X] , hierna te noemen: geldgever;

en

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [G] B.V., (…), hierna te noemen: geldnemer;

Overwegende:

- dat geldnemer aan geldgever een kredietfaciliteit in rekening-courant heeft verstrekt tot een bedrag van maximaal € 150.000; (…)

verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

De geldnemer verklaart aan de geldgever – die dit aanneemt – een krediet in rekening-courant te hebben verstrekt tot een bedrag van € 150.000 (zegge: honderdvijftig duizend euro).

Artikel 2

Deze overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en kan door ieder der partijen worden opgezegd met inachtneming van een termijn van ten minste drie maanden. Gedurende de opzegtermijn zal de geldgever van het krediet geen gebruik meer kunnen maken en terstond na afloop van die termijn moet de geldgever een eventueel debetsaldo voldoen. Overigens kan de geldnemer de kredietlimiet te allen tijde geheel naar eigen inzicht wijzigen.

Artikel 3

Zowel de creditrente (…) alsmede de debetrente (…) bedraagt een percentage gelijk aan het per 1 januari van enig jaar geldende percentage van het 1 maands euribor vermeerderd met 1,5 punten.

De rente wordt jaarlijks door de geldnemer berekend en geadministreerd op de door geldnemer ter zake van deze overeenkomst aan te houden rekening, hierna te noemen: de rekening.

Artikel 4

De geldnemer is bevoegd alle bedragen die door of ten gunste van de geldgever worden gestort, alsmede de ten laste van geldgever komende betalingen op de rekening te boeken.

Artikel 5

De geldgever is gehouden op eerste aanvraag van de geldnemer in de door de geldnemer gewenste vorm en omvang zekerheid te stellen of gestelde zekerheid aan te vullen.

Artikel 6

Deze overeenkomst kan door geldnemer met onmiddellijke ingang worden beëindigd en het door de geldgever verschuldigde is terstond en zonder opzegging, ingebrekestelling of andere formaliteit opeisbaar in de volgende gevallen:

a. wanneer de geldgever nalatig is in de nakoming van, of in strijd handelt met een bepaling van deze akte;

b. wanneer de geldgever overlijdt, failliet wordt verklaard of surséance van betaling aanvraagt, in geval van boedelafstand door de geldgever, wanneer het vermogen van de geldgever geheel of gedeeltelijk onder bewind of onder beheer wordt gesteld, wanneer een andere geldnemer beslag legt ten laste van de geldgever of anderszins verhaal wordt gezocht op het vermogen van de geldgever;

c. wanneer ten behoeve van de geldnemer gestelde zekerheden in waarde zijn verminderd of zijn tenietgegaan.

(…)”

2.8.

De resultaten van [G] over de jaren 2004 tot en met 2008 waren als volgt:

2004

€ 54.789

verlies

2005

€ 13.742

verlies

2006

€ 32.686

verlies

2007

€ 30.181

verlies

2008

€ 3.792

verlies

2.9.

Het verloop van de rekening-courant van de vof op [G] kan als volgt worden weergegeven:

Stand per 19 maart 2004

0

Mutaties

38.190

Rente

614

Stand per 31 december 2004

38.804

Mutaties

-8.814

Rente

1.375

Stand per 31 december 2005

31.365

Mutaties

10.182

Rente

1.421

Stand per 31 december 2006

42.968

Mutaties

31.387

Rente

3.092

Stand per 31 december 2007

77.447

Mutaties

2.818

Rente

4.659

Stand per 31 december 2008

84.924

Mutaties

111.488

Rente

5.725

Stand per 31 december 2009

202.137

Mutaties

-2.300

Rente

4.160

Stand per 31 december 2010

203.997

Mutaties

0

Rente

5.463

Stand per 31 december 2011

209.460

Mutaties

700

Aflossing

-51.766

Stand per 31 december 2012

158.394

Stand per 31 december 2013

158.394

Stand per 31 december 2014

158.394

2.10.

De activa van [G] bedroegen:

31 december 2005:

€ 151.803

31 december 2006:

€ 127.149

31 december 2007:

€ 80.722

31 december 2008:

€ 53.380

2.11.

Door de snel opkomende internethandel en de start van de economische crisis bleek de winkelformule geëxploiteerd in [G] niet voldoende levensvatbaar. [G] heeft daarom op 1 oktober 2008 haar activa (€ 30.000) en goodwill (30.000) voor € 60.000 aan een derde verkocht.

2.12.

Op 10 februari 2009 heeft de SNS Bank ter amortisering van haar vordering op [G] een bedrag van € 103.000 ten laste van de vof geboekt. De vordering voor dit bedrag van de vof op [G] die hierdoor ontstond, is verwerkt in rekening-courant.

2.13.

De vennoten van de vof hebben van hun totale vordering in rekening-courant op [G] van € 158.394 in de jaren 2011 tot en met 2013 een bedrag van in totaal € 118.796 wegens oninbaarheid afgeboekt.

2.14.

Op 18 november 2015 is door verweerder een boekenonderzoek bij de vof ingesteld. Het doel van het onderzoek was de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2013 en omzetbelasting over de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 te controleren. Naderhand is het onderzoek uitgebreid naar de jaren 2011 en 2012.

2.15.

Met dagtekening 15 januari 2016 is een concept controlerapport uitgebracht. Hierin is aangekondigd dat de in de jaren 2011, 2012 en 2013 door de vof getroffen voorziening oninbare rekening-courant van € 118.796 zou worden gecorrigeerd.

2.16.

Met dagtekening 16 juli 2016 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd. Het inkomen is vastgesteld als volgt:

belastbare winst volgens aangifte

€ 25.322

inkomsten uit eigen woning

-/- € 9.899

oorspronkelijk vastgesteld inkomen box 1

15.423

bij: meer winst (geen afwaardering lening; aandeel 60%)

30.000

af: meer MKB-winstvrijstelling

-/-

3.600

nieuw vastgesteld inkomen box 1

41.823

inkomen box 3 (ongewijzigd)

8.602

2.17.

Met dagtekening 16 juli 2016 is de navorderingsaanslag ZVW 2011 opgelegd naar een bijdrage-inkomen van (25.322 + 30.000 -/- 3.600 =) € 51.722.

2.18.

Met dagtekening 16 juli 2016 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 opgelegd. Het inkomen is vastgesteld als volgt:

belastbare winst volgens aangifte

€ 13.587

inkomsten uit eigen woning

-/- € 13.008

oorspronkelijk vastgesteld inkomen box 1

579

bij: meer winst (correctie afwaardering lening; aandeel 60%)

30.000

af: meer MKB-winstvrijstelling

-/-

3.600

nieuw vastgesteld inkomen box 1

26.979

inkomen box 3 (ongewijzigd)

9.432

2.19.

Met dagtekening 16 juli 2016 is de navorderingsaanslag ZVW 2012 opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 39.987 (13.587 + 30.000 -/- 3.600).

2.20.

Met dagtekening 16 juli 2016 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 opgelegd. Het inkomen is vastgesteld als volgt:

belastbare winst volgens aangifte

€ 18.397

inkomsten uit eigen woning

-/- € 8.262

uitgaven voor inkomensvoorziening

-/- € 391

oorspronkelijk vastgesteld inkomen box 1

9.744

bij: meer winst (minder kosten)

917

bij: meer winst (geen afwaardering lening; aandeel 60%)

11.278

af: meer MKB-winstvrijstelling

-/-

1.707

nieuw vastgesteld inkomen box 1

20.232

inkomen box 3 (ongewijzigd)

3.543

2.21.

Met dagtekening 16 juli 2016 is de navorderingsaanslag ZVW opgelegd naar een bijdrage-inkomen van (18.397 + 917 + 11.278 -/- 1.707 =) € 28.885.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de geldverstrekking door belanghebbende aan [G] als onzakelijke lening moet worden aangemerkt en of de door de Inspecteur aangebrachte correcties ter zake van de afwaardering terecht zijn aangebracht.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing