Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8247, 20/00009 en 20/00020

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-10-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8247, 20/00009 en 20/00020

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 oktober 2020
Datum publicatie
23 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:8247
Zaaknummer
20/00009 en 20/00020

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden? Vermogensetikettering woning. Aftrekbare kosten.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 20/00009 en 20/00010

uitspraakdatum: 13 oktober 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 27 november 2019, nummers AWB 18/4145 en 18/4146, in het geding tussen belanghebbende en

de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.967. Bij beschikking is € 1.343 aan belastingrente in rekening gebracht. Daarnaast is voor het jaar 2011 een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) aan belanghebbende opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 43.676. Bij beschikking is voorts € 167 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen en de beschikkingen belastingrente. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 29 september 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in 2014 aan de [a-straat] 2a te [Z] gewoond (hierna: de woning). Haar partner, [A] (hierna: [A] ), staat vanaf 7 juli 2014 op dit adres in de Basisregistratie Personen ingeschreven. Belanghebbende en [A] zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning, waarvan de vloeroppervlakte 251 m2 is.

2.2.

Belanghebbende heeft in 2014 onder de naam ‘ [B] ’ een eenmanszaak gedreven. De enige opdrachtgever van de eenmanszaak is een onderneming van [A] , namelijk [C] (hierna: adviespraktijk) geweest. De werkzaamheden van belanghebbende hebben bestaan uit de ondersteuning van de adviespraktijk, onder meer bestaande uit het voeren van de administratie en het beheren van de agenda. Later heeft belanghebbende meer werkzaamheden zelfstandig verricht. Er is geen afzonderlijke urenadministratie bijgehouden. Van de werkzaamheden voor de adviespraktijk is geen schriftelijke overeenkomst opgemaakt. Belanghebbende heeft voor haar werkzaamheden in 2014 in totaal € 43.676 aan de adviespraktijk gefactureerd. Naast de inkomsten uit haar eenmanszaak heeft belanghebbende van het UWV een arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 5.166 genoten en € 3.125 van [D] .

2.3.

Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2014 de inkomsten uit de eenmanszaak van € 43.676 aangegeven als winst uit onderneming en heeft daarop kosten van in totaal € 20.439, bestaande uit afschrijvingen (€ 7.500), auto- en transportkosten (€ 1.140), huisvestingskosten (€ 9.199) en andere kosten (€ 2.600), in aftrek gebracht. De Inspecteur is bij vaststelling van de aanslagen IB/PVV 2014 en Zvw 2014 afgeweken van de ingediende aangifte, waarbij de Inspecteur de inkomsten uit de eenmanszaak heeft aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: ROW) en de kosten niet in aftrek heeft toegestaan.

2.4.

Belanghebbende heeft vergeefs bezwaar gemaakt. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

3 Het geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of de aanslagen IB/PVV 2014 en Zvw 2014 te hoog zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of sprake is van winst uit onderneming of ROW, of de woning als ondernemingsvermogen kan worden geëtiketteerd, de hoogte van de aftrekbare kosten en of er een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur (zorgvuldigheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel) is geschonden. Tussen partijen is niet meer in geschil dat de aanslagtermijn niet is overschreden.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen en de beschikkingen belastingrente.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing