Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8982, 200.247.741

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8982, 200.247.741

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 november 2020
Datum publicatie
12 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:8982
Zaaknummer
200.247.741

Inhoudsindicatie

Effectenlease. Waiver zaak. Verklaring voor recht wordt toegewezen. Geen vordering vanwege advisering door 4 Finance. Geen sprake van doorgeven van order. Ook geen vordering vanwege aansprakelijkheid op grond van art. 6:76 jo 6:171 jo 6:172 BW, het certificaataspect en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.247.741

(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 4053644)

arrest van 3 november 2020

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Dexia,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. J.B. Maliepaard.

1 De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 30 november 2016 en 22 maart 2017, die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.

2 De procedure in hoger beroep

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 20 juni 2017,

- de memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties,

- de akte uitlating producties tevens houdende memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties,

- het proces-verbaal van het pleidooi van 8 juli 2020, met de daarin vermelde stukken,
- de brief van 1 oktober 2020 van mr. Maliepaard met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.

2.2.

Na afloop van het pleidooi heeft het hof op één dossier arrest bepaald.

2.3.

Voor zover noodzakelijk voor de beslissing zal het hof ingaan op de opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.

3 De vaststaande feiten

3.1.

Tussen Dexia (rechtsopvolgster van onder meer Bank Labouchere N.V.) en [geïntimeerde] is op 19 juli 2001 een effectenleaseovereenkomst tot stand gekomen genaamd “AEX Plus Effect Maandbetaling” met contractnummer [00000] (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 180 maanden (15 jaar) en had een totaal overeengekomen leasesom van € 20.421,-. Onderaan de overeenkomst staat onder de handtekening van de lessee vermeld: “ATP01400-4 Finance”.

3.2.

In het door Dexia overgelegde financiële overzicht is vermeld dat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomst in totaal € 7.374,25 aan leasetermijnen aan Dexia heeft betaald en dat geen dividend aan [geïntimeerde] is uitgekeerd.

3.3.

Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst op 15 januari 2007 een eindafrekening opgesteld. De overeenkomst heeft in een positief saldo van € 3.163,63 geresulteerd.

3.4.

Op 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam de zogeheten “Duisenberg-regeling” voor aandelenleaseproducten algemeen verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade.1 [geïntimeerde] heeft door middel van een “opt-out” verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan deze regeling gebonden te willen zijn.

3.5.

Bij brief van 20 juni 2007 heeft Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) namens [geïntimeerde] aan Dexia bericht dat [geïntimeerde] de nietigheid van de overeenkomst inroept wegens het ontbreken van een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet, althans dat de overeenkomst wordt vernietigd, althans wordt ontbonden, op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, onrechtmatige daad, misleidende reclame en/of dwaling en is Dexia gesommeerd binnen twee weken alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen, alsmede BKR te Tiel op de hoogte te stellen van de nietigheid van de overeenkomst.

3.6.

In zijn arresten van 28 maart 2008 en 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de rechtsregels en de beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken als de onderhavige.2 Op 1 december 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een viertal arresten de uitspraak van de Hoge Raad uitgewerkt in het zogeheten “hofmodel”.3 In zijn arrest van 29 april 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven.4

3.7.

Bij brief van 25 januari 2012 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia medegedeeld zich de rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voor te behouden.

3.8.

Bij brief van 14 augustus 2014 heeft de gemachtigde van Dexia aan [geïntimeerde] verzocht antwoord te geven op de vraag of sprake is van een aanvaardbaar of onaanvaardbaar zware financiële last om al dan niet in aanmerking te komen voor een schadevergoeding op grond van het hofmodel.

3.9.

De gemachtigde van Dexia heeft bij brief van 12 november 2014 [geïntimeerde] de mogelijkheid geboden om aan te tonen dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding. Indien [geïntimeerde] zou menen geen recht meer te hebben op enige schadevergoeding, kon hij de bij de laatste brief gevoegde “waiver” ondertekenen en retourneren. [geïntimeerde] heeft niet binnen de genoemde termijn gereageerd.

4 Het geschil en de beslissing bij de rechtbank

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

6 De slotsom