Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8993, 200.251.247

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8993, 200.251.247

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 november 2020
Datum publicatie
12 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:8993
Zaaknummer
200.251.247

Inhoudsindicatie

Effectenlease. Waiver zaak. Geen verjaring. Geen vordering vanwege minderjarigheid. Ook geen vordering vanwege advisering Legio Lease en Questor Financiële Dienstverlening. Geen sprake van doorgeven van order. Ook geen vordering vanwege aansprakelijkheid op grond van art. 6:76 jo 6:171 jo 6:172 BW, de onjuiste afrekenkoersen en buitengerechtelijke kosten. Wel vordering vanwege onaanvaardbaar zware financiële last. Voordeelstoerekening.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.251.247

(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Apeldoorn: 3279959)

arrest van 3 november 2020

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Dexia,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellant in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: J.B. Maliepaard.

1 Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 5 februari 2019 hier over.

1.2.

Het verdere verloop blijkt uit:

- de akte na tussenarrest van Dexia,
- de akte uitlating geschilpunten van [geïntimeerde] ,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 8 mei 2019,

- de memorie van grieven, met producties,

- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties,

- de akte uitlaten producties tevens houdende memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties,

- het proces-verbaal van het pleidooi van 8 juli 2020, met de daarin vermelde stukken,

- de brief van 1 oktober 2020 van mr. Maliepaard met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.

1.3.

Na afloop van het pleidooi heeft het hof arrest bepaald.

1.4.

Voor zover noodzakelijk voor de beslissing zal het hof ingaan op de opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Tussen Dexia (rechtsopvolgster van onder meer Bank Labouchere N.V. en Legio-Lease B.V.) en [geïntimeerde] zijn de onderstaande vier effectenleaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) tot stand gekomen. Onderaan de overeenkomsten II - IV staat onder de handtekening van de lessee vermeld: “ATP01096-Questor Financiële Dienstverlening.”

Nr.

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Totale leasesom (omgerekend naar euro’s)

I

[00000]

4-3-1998

WinstVerDriedubbelaar

36 mnd

€ 21.568,90

II

[00001]

22-12-2000

Capital Effect

Maandbetaling

240 mnd

€ 10.656,-

III

[00002]

22-12-2000

Capital Effect

Maandbetaling

240 mnd

€ 10.656,-

IV

[00003]

22-12-2000

Capital Effect

Maandbetaling

240 mnd

€ 10.656,-

2.2.

In het door Dexia overgelegde financiële overzicht is vermeld dat [geïntimeerde] op grond van de overeenkomsten in totaal € 13.515,80 aan leasetermijnen en ten aanzien van overeenkomsten II t/m IV € 1.272,30 aan restschuld aan Dexia heeft betaald. Daarnaast blijkt dat [geïntimeerde] ten aanzien van de overeenkomsten in totaal € 1.523,68 aan dividenden heeft ontvangen.

2.3.

Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de onderstaande resultaten.

Nr.

Contractnr.

Datum

Resultaat

I

[00000]

05-03-2001

€ 2.446,04

II

[00001]

16-11-2006

- € 424,10

III

[00002]

16-11-2006

- € 424,10

IV

[00003]

16-11-2006

- € 424,10

2.4.

Bij brief van 7 september 2006 heeft Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) namens [geïntimeerde] aan Dexia bericht dat [geïntimeerde] de nietigheid van de overeenkomsten II, III en IV inroept wegens het ontbreken van een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het Consumentenkrediet, althans dat de overeenkomsten worden vernietigd, althans worden ontbonden, op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, onrechtmatige daad, misleidende reclame en/of dwaling en is Dexia gesommeerd binnen twee weken alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen, alsmede BKR te Tiel op de hoogte te stellen van de nietigheid van de overeenkomsten.

2.5.

Op 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam de zogeheten “Duisenberg-regeling” voor aandelenleaseproducten algemeen verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade.1 [geïntimeerde] heeft door middel van een “opt-out” verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan deze regeling gebonden te willen zijn.

2.6.

In zijn arresten van 28 maart 2008 en 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de rechtsregels en de beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken als de onderhavige.2 Op 1 december 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een viertal arresten de uitspraak van de Hoge Raad uitgewerkt in het zogeheten “hofmodel”.3 In zijn arrest van 29 april 2011 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven.4

2.7.

Bij brieven van 9 november 2009, 23 januari 2012 en 17 oktober 2016 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia medegedeeld zich de rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voor te behouden.

2.8.

Bij brief van 21 december 2011 heeft Dexia aan [geïntimeerde] medegedeeld te zullen overgaan tot betaling aan hem van een schadevergoeding van € 1.072,23. Dat bedrag is berekend aan de hand van het hofmodel, waarbij Dexia ervan is uitgegaan dat het aangaan van de overeenkomsten voor [geïntimeerde] destijds geen onaanvaardbaar zware financiële last vormde, zodat geen (gedeeltelijke) vergoeding aan [geïntimeerde] van de door hem destijds betaalde inleg heeft plaatsgevonden. Deze betaling heeft op 18 januari 2012 plaatsgevonden.

2.9.

De gemachtigde van Dexia heeft bij brief van 28 maart 2014 [geïntimeerde] de mogelijkheid geboden om aan te tonen dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding. Indien [geïntimeerde] zou menen geen recht meer te hebben op enige schadevergoeding, kon hij de bij de laatste brief gevoegde “waiver” ondertekenen en retourneren. [geïntimeerde] heeft niet binnen de genoemde termijn gereageerd.

2.10.

Bij brief van 26 mei 2014 heeft Dexia Leaseproces verzocht alsnog inhoudelijk te reageren op de door haar verstuurde brief van 28 maart 2014.

2.11.

Bij brief van 2 juni 2014 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia medegedeeld dat hij zijn brieven van 7 april 2014 en 8 mei 2014 als herhaald en ingelast beschouwd. In die brieven is onder meer aan Dexia medegedeeld dat [geïntimeerde] recht heeft op volledige schadeloosstelling en zich alle rechten en weren voorbehoudt.

3 Het geschil en de beslissing bij de rechtbank

3.1.

Dexia heeft in eerste aanleg, na (voorwaardelijke) wijziging van eis, gevorderd:

- primair: te verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en Van de

Kolk gesloten overeenkomsten niets meer verschuldigd is, althans te verklaren voor recht dat zij slechts gehouden is te voldoen een bedrag van € 6.283,50, althans hetgeen zij onder het hofmodel aan [geïntimeerde] verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente, althans,
- subsidiair: te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] met het sluiten van de overeenkomsten niet werd blootgesteld aan het risico op een onaanvaardbaar zware financiële last.

Dexia heeft verder gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.

3.2.

De kantonrechter heeft bij vonnis van 20 september 2017 voor recht verklaard dat Dexia ten aanzien van de tussen haar en [geïntimeerde] gesloten overeenkomsten niets meer aan [geïntimeerde] is verschuldigd wanneer Dexia aan [geïntimeerde] heeft voldaan:

- de inleg en restschuld van [geïntimeerde] , steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de betaling aan Dexia is gedaan tot aan de dag van algehele voldoening,

- een bedrag van € 2.031,41 vermeerderd met btw aan buitengerechtelijke incassokosten,

verminderd met:

- hetgeen reeds aan [geïntimeerde] uit welken hoofde dan ook is betaald op grond van de overeenkomsten, alsmede

- de dividenduitkering, eveneens steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf iedere afzonderlijke betaling tot de dag van de eindafrekening, almede

- het fiscaal voordeel.

Verder heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld in de proceskosten.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

6 De beslissing