Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9542, 17/01268 t/m 17/01277

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9542, 17/01268 t/m 17/01277

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 november 2020
Datum publicatie
27 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:9542
Formele relaties
Zaaknummer
17/01268 t/m 17/01277

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Belanghebbende was ten tijde van het vaststellen van de informatiebeschikkingen naar Curaçaos recht opgehouden te bestaan. De ingediende bezwaren zijn ontvankelijk. Belanghebbende kan, omdat zij was opgehouden te bestaan, niet in verzuim zijn ten aanzien van de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 47, 49 en 52 van de AWR, zodat de informatiebeschikkingen moeten worden vernietigd.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/01268 tot en met 17/01277

uitspraakdatum: 17 november 2020

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 oktober 2017, nummers AWB 17/4074 tot en met 17/4083, ECLI:NL:RBGEL:2017:5463, in het geding tussen de Inspecteur en

“ [X] N.V.” (hierna aangeduid als: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 27 februari 2017 heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende voor 8 belastingaanslagen een informatiebeschikking gegeven als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) wegens het niet voldoen aan de verplichtingen vervat in de artikelen 47, 49 en 52 van de AWR (hierna: de informatiebeschikkingen).

1.2.

Namens de voormalige vereffenaar en de voormalige aandeelhouders ten tijde van de vereffening van belanghebbende, is op naam van belanghebbende hiertegen bezwaar gemaakt.

1.3.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 17 juli 2017 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Namens de voormalige vereffenaar en de voormalige aandeelhouders ten tijde van vereffening van belanghebbende, is op naam van belanghebbende tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar alsmede de informatiebeschikkingen vernietigd. De Inspecteur is daarbij veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 695,25. Tevens is bepaald dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 333 dient te vergoeden.

1.5.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De Inspecteur en belanghebbende hebben nadere stukken ingediend. Afschriften daarvan zijn aan de wederpartij verstrekt.

1.7.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2019. De zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 17/01172 tot en met 17/01267. Van het verhandelde op deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

1.8.

De Inspecteur en belanghebbende hebben nadere stukken ingediend. Afschriften daarvan zijn aan de wederpartij verstrekt.

1.9.

De Inspecteur heeft naar aanleiding van de zitting op verzoek van het Hof nadere op de zaak betrekking hebbende stukken ingebracht. Voor één van de stukken heeft de Inspecteur een beroep op geheimhouding dan wel beperkte kennisneming gedaan als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Belanghebbende heeft bij brief van 14 juni 2019 laten weten dat zij niet betwist dat de Inspecteur gewichtige redenen heeft. Voorts geeft zij toestemming ingevolge artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb aan het Hof om mede op basis van de integrale tekst van het stuk uitspraak te doen.

1.10.

Op 27 juni 2019 heeft het tweede onderzoek ter zitting plaatsgevonden. De zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 17/01172 tot en met 17/01267. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

1.11.

Op 3 september 2019 heeft het Hof een beslissing genomen tot heropening van het onderzoek en de Inspecteur opgedragen nadere op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen, de Inspecteur en de gemachtigde verzocht eventuele nadere onderzoekswensen kenbaar te maken, alsmede of zij het wenselijk vinden om voorafgaand aan een zitting waarbij de belastingaanslagen inhoudelijk worden behandeld, een regiezitting te houden.

1.12.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben hun onderzoekswensen bij brieven van 17 september 2019 respectievelijk 27 september 2019 aan het Hof kenbaar gemaakt. Afschriften van deze brieven zijn over en weer aan de wederpartij verstrekt.

1.13.

Het Hof heeft bij brieven van 11 oktober 2020 de Inspecteur en belanghebbende in aansluiting op de beslissing tot heropening van het onderzoek enkele regie-aanwijzingen gegeven. Afschriften van deze brieven zijn aan de wederpartij verstrekt.

1.14.

De Inspecteur heeft in vijf tranches de door het Hof gevraagde op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. De Inspecteur heeft bij brieven van 24 oktober 2019 en 5 november 2019 aan de geheimhoudingskamer van het Hof voor bepaalde stukken een verzoek tot geheimhouding dan wel beperkte kennisneming gedaan als bedoeld in van artikel 8:29 van de Awb.

1.15.

De Inspecteur en belanghebbende hebben nadere stukken ingediend, die over en weer in afschrift aan de wederpartij zijn verstrekt.

1.16.

Het derde onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 7 november 2019. De zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 17/01172 tot en met 17/01267. Het Hof heeft bij beslissing van 25 november 2019 het onderzoek heropend en de geheimhoudingskamer van het Hof verzocht het beroep van de Inspecteur op toepassing van artikel 8:29 te behandelen. Aan deze beslissing is het proces-verbaal van de zitting van 7 november 2019 gehecht.

1.17.

Het Hof heeft van belanghebbende een afschrift ontvangen van haar brief van 23 januari 2020 aan de geheimhoudingskamer, waarin zij aangeeft zich niet verzetten tegen het beroep op artikel 8:29 van de Awb, zodat het beroep op geheimhouding kan worden toegewezen.

1.18.

Op 28 januari 2020 heeft de geheimhoudingskamer bepaald dat de door de Inspecteur meegedeelde beperking van de kennisneming dan wel geheimhouding gerechtvaardigd is.

1.19.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij nogmaals ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.20.

De Inspecteur heeft bij brief van 28 augustus 2020 aan het Hof laten weten dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba vonnis heeft gewezen in het hoger beroep tegen de in 2.28 bedoelde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 6 december 2018, onder verwijzing naar ECLI:NL:OGHACMB:2020:189. Het Hof heeft in deze brief van de Inspecteur geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 27 augustus 2010 opgericht naar het recht van Curaçao. Tijdens haar bestaan heeft belanghebbende deel uitgemaakt van een groep van vennootschappen die zich gezamenlijk bezighield met (onder meer) de exploitatie van een tweetal internetcasino’s. In 2014 zijn die activiteiten verkocht aan een Zweedse partij.

2.2.

Tot de stukken van het geding behoren notulen van de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende, gehouden op 22 juli 2015. Tijdens die vergadering is (onder meer) ingestemd met de voorstellen tot ontbinding van belanghebbende met ingang van de dag van de vergadering, tot het vaststellen en goedkeuren van de liquidatiebalans per 30 juni 2015, tot het accepteren van het ontslag van [A] (Curacao) B.V. (hierna: [A] ) als directeur van belanghebbende met ingang van de dag van de vergadering, en tot benoeming van [B] N.V. (hierna: [B] ) tot vereffenaar van de vennootschap alsmede bewaarder van de boeken en bescheiden van belanghebbende (hierna verder: het ontbindingsbesluit).

2.3.

Het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Curaçao (hierna: het Handelsregister) vermeldt over de registratie van belanghebbende het volgende:

“De registratie is opgeheven per 28 juli 2015

In liquidatie getreden met ingang van 22 juli 2015

Datum registratie slotverantwoording 28 juli 2015

De vereffenaar heeft, blijkens opgaaf, vastgesteld dat geen aan hem bekende baten

aanwezig zijn (art. 2:31 lid 6 BW)”

[B] staat vermeld als enige functionaris, in de functie van vereffenaar.

2.4.

Tot de stukken van het geding behoort verder een op 29 juli 2015 gedagtekende ‘Declaration’ van [C] , [functie] van de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Curaçao, (hierna: [C] ) betreffende de registratie van belanghebbende in het Handelsregister. Voor zover van belang, luidt die verklaring als volgt:

“The Undersigned (…) herewith declares (…) that, as appears from the Final Statement with respect to the liquidation of the mentioned corporation, filed on July 28th, 2015, the corporation is dissolved and liquidated.”

2.5.

In de Curaçaosche Courant van 31 juli 2015 is de volgende advertentie geplaatst:

“ [X] N.V.

geliquideerd

gevestigd op Curaçao, hierna “de Vennootschap”

Bij besluit van de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de Vennootschap is besloten om de Vennootschap per 22 juli 2015 te ontbinden en [B] N.V. tot Vereffenaar te benoemen. De Vereffenaar heeft terstond bij zijn aantreden vastgesteld dat geen aan hem bekende baten aanwezig zijn. Overeenkomstig artikel 31 lid 7 Boek 2 BW is door de onderhavige publicatie van dat feit de vereffening geëindigd en is de Vennootschap opgehouden te bestaan. De slotverantwoording wordt ter inzage gelegd ten kantore van het Handelsregister.

[B] N.V.

De Vereffenaar”

2.6.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 15 februari 2016, geadresseerd aan [B] (“p/a [B] NV”), zijn vermoeden kenbaar gemaakt dat belanghebbende mogelijk belastingplichtig is (geweest) voor de Nederlandse vennootschapsbelasting en omzetbelasting, en mogelijk inhoudingsplichtig is (geweest) voor de Nederlandse dividendbelasting. In deze brief uit de Inspecteur zijn voornemen om aangiftebiljetten vennootschapsbelasting, omzetbelasting, en dividendbelasting aan belanghebbende uit te reiken. Ook heeft de Inspecteur een verzoek gedaan om inzage in de volledige administratie van belanghebbende over de periode van oprichting tot en met 2015.

2.7.

Bij brief van 7 juli 2016 heeft de Inspecteur [B] , in haar hoedanigheid van bewaarder van de boeken en bescheiden van belanghebbende, op grond van artikel 47 van de AWR verzocht de brief van 15 februari 2016 (alsnog) in behandeling te nemen en de gevraagde informatie te verstrekken. De Inspecteur heeft verder aangekondigd dat hij ambtshalve aanslagen zal vaststellen indien hij de informatie niet binnen de gestelde termijn heeft ontvangen.

2.8.

Eveneens bij brieven van 7 juli 2016 heeft de Inspecteur bij [B] , in haar hoedanigheid van (voormalig) vereffenaar, en bij [A] , als (voormalig) bestuurder van belanghebbende, op grond van artikel 47 van de AWR de navolgende gegevens opgevraagd teneinde vast te kunnen stellen of belanghebbende is opgehouden te bestaan:

- verslag van de aandeelhoudersvergadering waarin is besloten tot liquidatie van belanghebbende;

- de slotbalans en een overzicht van de liquidatie-uitkeringen gedaan door belanghebbende, alsmede de betalingsbewijzen van de liquidatie-uitkeringen;

- de rekening en verantwoording van de vereffening en het plan van uitkering.

2.9.

[B] , in haar hoedanigheid van bewaarder van de boeken en bescheiden van belanghebbende, heeft bij e-mail van 18 augustus 2016 de Inspecteur bericht dat zij geen basis ziet om de gevraagde gegevens en bescheiden ter inzage te geven en evenmin een grondslag te zien om de bewaarder aan te schrijven als vertegenwoordiger of als postadres van belanghebbende.

2.10.

[B] , in haar hoedanigheid van (voormalig) vereffenaar, respectievelijk [A] , als (voormalig) bestuurder van belanghebbende, hebben bij afzonderlijke e-mails van 18 augustus 2016 verzocht om uitstel van beantwoording en om een toelichting op de grondslag van het verzoek. De Inspecteur heeft hierop gereageerd bij e-mail van 29 augustus 2016 en toegelicht dat de verzoeken hun grondslag vinden in artikel 47 van de AWR. Daarop hebben [B] en [A] bij e-mails van 1 september 2016 aan de Inspecteur te kennen gegeven dat zij niet aan de verzoeken van de Inspecteur kunnen voldoen, omdat belanghebbende is opgehouden te bestaan en een eventuele verplichting ingevolge artikel 47 van de AWR niet kan worden nagekomen door een vereffenaar en evenmin door een voormalig bestuurder.

2.11.

De Inspecteur heeft bij brief van 19 oktober 2016 aan belanghebbende kopieën gezonden van de door hem op naam van belanghebbende vastgestelde belastingaanslagen (met dagtekening 24 oktober 2016). In de brief heeft de Inspecteur een onderbouwing gegeven van deze belastingaanslagen, waarbij wordt uitgegaan van belastingplicht op grond van vestigingsplaats dan wel vaste inrichting in Nederland. Voor wat betreft de omzetbelasting heeft de Inspecteur gesteld dat belanghebbende diensten verricht voor ondernemers die hun vestigingsplaats in Nederland hebben. Ook heeft de Inspecteur de hoogte van de belastingaanslagen toegelicht. Verder heeft de Inspecteur in deze brief, naar aanleiding van de hiervoor vermelde reacties van [B] , het navolgende opgenomen:

“Aangezien de administratie niet ter inzage is gegeven en geen informatiebeschikking afgegeven kan worden aan vennootschappen die zijn opgehouden te bestaan, zie ik mij genoodzaakt om (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting en naheffingsaanslagen omzetbelasting en dividendbelasting op te leggen.”

In de brief heeft de Inspecteur nog erop gewezen dat hij bij gebrek aan stukken de status van belanghebbende zoals volgt uit de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Curaçao niet kan toetsen. Hij heeft daarom een kopie van deze brief en bijbehorende kopie-aanslagen gestuurd aan de (voormalige) bestuurder / vereffenaar en de (vermoedelijke) belanghebbenden, te weten:

- [A] als (voormalig) formeel bestuurder van de NV;

- [B] als (voormalig) vereffenaar van de NV;

- De heer [D] als (vermoedelijk) feitelijk bestuurder en als (vermoedelijk) belanghebbende, alsmede aan zijn fiscaal gemachtigde;

- De heer [E] als (vermoedelijk) belanghebbende;

- [F] Corporation NV als (vermoedelijk) belanghebbende bij de NV, alsmede aan haar fiscaal gemachtigde;

- [G] Ltd als (vermoedelijk) belanghebbende.

2.12.

De belastingaanslagen zijn gedagtekend 24 oktober 2016.

2.13.

De bezwaren tegen de belastingaanslagen zijn met dagtekening 8 november 2016 ingediend door de gemachtigde, zijnde advocaat, en diezelfde dag ontvangen door de Inspecteur. Bij het kopje “Inzake” staat steeds vermeld “ [X] N.V./ Fiscus”. In de eerste zin van het bezwaarschrift staat steeds het volgende vermeld:

“Namens [X] N.V., voorheen gevestigd aan [H] te [I] , Curaçao, maken wij bezwaar tegen (…).”

2.14.

Bij brieven van 1 december 2016 heeft de gemachtigde namens een aantal mogelijk belanghebbenden bij de belastingaanslagen, te weten [G] Ltd, [D] , [F] Corporation NV en [E] , de Inspecteur bericht dat zij zich ter behoud van rechten, bij het bezwaar dat namens de ontbonden vennootschap [X] N.V. is aangetekend, aansluiten. Ten aanzien van [D] wordt betwist dat hij feitelijk bestuurder van deze vennootschap is geweest of als zodanig zou kunnen worden aangemerkt.

2.15.

De Inspecteur heeft bij brief van 12 december 2016 aan de gemachtigde bericht dat hij de bezwaarschriften die namens zijn cliënt [X] N.V. zijn ingediend, in behandeling zullen worden genomen en dat de beslistermijn voor het doen van uitspraak op bezwaar wordt verdaagd met zes weken tot 27 februari 2017.

2.16.

De Inspecteur heeft bij brief van 22 december 2016 aan de gemachtigde bevestigd dat de in 2.14 genoemde belanghebbenden zich bij het bezwaar hebben aangesloten.

2.17.

Bij brief van 3 februari 2017 heeft de Inspecteur via de gemachtigde belanghebbende te kennen gegeven dat de informatie die hij heeft verzocht in de brieven van 15 februari 2016 en 7 juli 2016 niet is verstrekt. De Inspecteur heeft nogmaals verzocht om deze informatie en om inzage in de volledige administratie vanaf de datum van oprichting tot en met 2015 binnen een termijn van twee weken. Daarnaast heeft de Inspecteur belanghebbende erop gewezen dat hij een informatiebeschikking kan opmaken indien zij niet aan voornoemd verzoek voldoet. Verder heeft de Inspecteur aangegeven dat hij de beslistermijn wil verlengen tot zes weken na ontvangst van de gevraagde informatie of na het eventueel te houden hoorgesprek, indien belanghebbende daarmee instemt.

2.18.

De gemachtigde heeft hierop bij brief van 16 februari 2017 gereageerd. Met een verlenging van de beslistermijn is niet ingestemd.

2.19.

Met dagtekening 27 februari 2017 heeft de Inspecteur voor alle belastingaanslagen informatiebeschikkingen vastgesteld. Deze zijn betekend aan het (laatst bekende) adres van belanghebbende, [H] , [I] , Curaçao en aan het adres van de gemachtigde, en daarnaast aangetekend verzonden aan belanghebbende.

2.20.

Bij brief van 28 februari 2017 heeft de gemachtigde de Inspecteur in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar op de ingediende bezwaarschriften tegen de belastingaanslagen.

2.21.

De gemachtigde heeft vervolgens op 15 maart 2017 ingevolge artikel 6:2, sub b van de Awb juncto artikel 6:12 van de Awb beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar ter zake van de belastingaanslagen. Bij het kopje “Inzake” staat vermeld “ [X] N.V./ Fiscus-beroep”. In de eerste zin van het beroepschrift staat het volgende vermeld:

“Namens de voormalige vereffenaar en de voormalige aandeelhouders ten tijde van de vereffening van [X] N.V., belanghebbende, stellen wij (…) beroep in (…).”

2.22.

Bij brief van 10 april 2017 heeft de gemachtigde namens de voormalig vereffenaar en de voormalige aandeelhouders ten tijde van de vereffening van belanghebbende, op naam van belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikkingen. De Inspecteur heeft deze bezwaren bij uitspraak op bezwaar van 17 juli 2017 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak op bezwaar is als volgt gemotiveerd:

“U hebt namens de voormalige vereffenaar en de voormalige aandeelhouders ten tijde van de vereffening van [X] N.V. en op naam van [X] N.V. bezwaar gemaakt tegen de aan [X] N.V. afgegeven informatiebeschikkingen. Geen van hen is aan te merken als belanghebbende zoals genoemd in artikel 26a Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en daarom kunt u namens hen geen bezwaar maken tegen de afgegeven informatiebeschikking (vergelijk artikel 7:1 AWB).

Nu er sprake is van informatiebeschikkingen is ook het tweede lid van artikel 26a AWR niet van toepassing (zie de recente uitspraak van de Hoge Raad van 7 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1234). U bent daarom niet-ontvankelijk in uw bezwaar.

Horen

Van horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is.”

2.23.

Tegen die in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de gemachtigde namens de voormalige vereffenaar en de voormalige aandeelhouders ten tijde van de vereffening van belanghebbende, op naam van belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank. Het beroepschrift is op 2 augustus 2017 ter griffie van de Rechtbank ontvangen.

2.24.

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 25 oktober 2017 de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar alsmede de informatiebeschikkingen vernietigd. De Rechtbank heeft - kort gezegd - overwogen dat de bezwaren en beroepen overeenkomstig de bewoordingen van het arrest van de Hoge Raad van 19 september 2003, nr. 38.372, ECLI:NL:HR:2003:AK8288 (hierna: het arrest van 19 september 2003) zijn ingediend op naam van belanghebbende, zodat voor een niet-ontvankelijkverklaring geen plaats is. Wanneer een informatiebeschikking is opgelegd met betrekking tot belastingaanslagen over een jaar waarin de rechtspersoon nog niet ontbonden was, moet het volgens de Rechtbank uit oogpunt van rechtsbescherming mogelijk zijn ook op te komen tegen de informatiebeschikking, en dient een daartegen gemaakt bezwaar niet niet-ontvankelijk te worden verklaard op de grond dat de rechtspersoon inmiddels ontbonden is. De Rechtbank heeft aannemelijk geacht dat belanghebbende ten tijde van de vaststelling van de informatiebeschikkingen niet meer bestond, met als gevolg dat de informatiebeschikkingen niet meer bekend gemaakt kunnen worden. Partijen waren het erover eens dat in dat geval de informatiebeschikkingen niet in stand kunnen blijven, aldus de Rechtbank.

2.25.

Tegen die uitspraak van de Rechtbank heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is op 10 november 2017 ter griffie van het Hof ontvangen.

2.26.

Op 15 november 2017 zijn namens de ontvanger verzoekschriften ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Primair heeft de ontvanger verzocht om vaststelling van de status van belanghebbende (een verklaring voor recht dat belanghebbende nog bestaat en niet is opgehouden te bestaan) en subsidiair om heropening van de vereffening. De Inspecteur heeft zich nadien in deze procedure gemeld als gevoegde dan wel tussenkomende partij.

2.27.

De ontvanger en de Inspecteur hebben op 15 augustus 2018 inzage genomen in het dossier van belanghebbende bij de Kamer van Koophandel en Nijverheid te Curaçao. Tot dat dossier behoren drie op 22 juli 2015 door [B] , in de hoedanigheid van vereffenaar, ondertekende formulieren die op 28 juli 2015 door de Kamer van Koophandel zijn geregistreerd. Het eerste formulier “Model Z: diverse wijzigingen functionaris(sen)” vermeldt dat de bestuursfunctie van [A] per 22 juli 2015 is beëindigd. Het formulier “Model S: curatele, bewind, opheffing, ontbinding, faillissement, surséance van betaling” vermeldt dat de onderneming van belanghebbende per 22 juli 2015 is opgeheven en ontbonden, met aanwijzing van [B] als vereffenaar per gelijke datum. De reden van ontbinding is niet vermeld. Als datum van einde vereffening is ingevuld 22 juli 2015. Tenslotte vermeldt formulier “Model T: overige opgaven” (onder meer):

“De vereffenaar heeft vastgesteld dat geen aan hem bekende baten aanwezig zijn (art. 2:31 lid 6 BW).

Het is gebleken dat na voldoening van alle schulden der vennootschap geen baten meer aanwezig zijn.”

2.28.

Op 6 december 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao vonnis gewezen, waarbij de ontvanger en de Inspecteur niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun primaire vordering (een verklaring voor recht dat belanghebbende nog bestaat en niet is opgehouden te bestaan) omdat - kort gezegd - dezelfde vraag al aanhangig is in de onderhavige belastingprocedures in Nederland. Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld. Het verzoek tot heropening van de vereffening van belanghebbende is op een zogenoemde ‘slaaprol’ geplaatst.

2.29.

Bij (tussen)beslissing van 3 september 2019 heeft het Hof het vooronderzoek heropend. Daarbij zijn partijen geïnformeerd over (noodzakelijkerwijs voorlopige) oordelen betreffende onder meer de vragen of:

  1. het Hof bevoegd is te oordelen over de vraag of belanghebbende is opgehouden te bestaan (is ontbonden en vereffend),

  2. de bezwaren tegen de informatiebeschikkingen ontvankelijk zijn, en

  3. de informatiebeschikkingen een verlenging van de termijn voor het beslissen op de bezwaren tegen de belastingaanslagen tot gevolg heeft (artikel 52a, tweede lid, van de AWR).

Het Hof heeft de vragen i. en ii. bevestigend en vraag iii. ontkennend beantwoord.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of:

-

belanghebbende naar Curaçaos recht is opgehouden te bestaan;

-

de bezwaren tegen de informatiebeschikkingen terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard;

-

de informatiebeschikkingen dienen te worden vernietigd, al dan niet vanwege détournement de pouvoir;

-

de Inspecteur terecht in de proceskosten is veroordeeld.

3.2.

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing