Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9545, 19/01066

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9545, 19/01066

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 november 2020
Datum publicatie
27 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:9545
Formele relaties
Zaaknummer
19/01066

Inhoudsindicatie

VPB. Afschrijving/afwaardering onroerende zaken.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01066

uitspraakdatum: 17 november 2020

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2019, nummer AWB 18/1160, ECLI:NL:RBGEL:2019:3331, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor [G] (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd. Gelijktijdig hiermee is – impliciet – het verlies van belanghebbende over het jaar 2012 vastgesteld op nihil (hierna: de verliesvaststellingsbeschikking).

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de aanslag verminderd en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft hij de verzuimboete verminderd. De verliesvaststellingsbeschikking is – impliciet – gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslag, de belastingrente en de verzuimboete verminderd. De Rechtbank heeft de verliesvaststellingsbeschikking – impliciet – gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Belanghebbende heeft bij faxberichten van 10 december 2019 en 7 januari 2020 verzocht om een conclusie van repliek te mogen indienen. Het Hof heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld te repliceren vóór respectievelijk 8 januari 2020 en – na verlenging – 6 februari 2020. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1.6.

Partijen zijn bij aangetekende brieven van 31 juli 2020 van het Hof uitgenodigd voor de (digitale) zitting op 2 september 2020 om 11.15 uur.

1.7.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij e-mailbericht van 25 augustus 2020 verzocht om uitstel van de zitting. Dit verzoek is door het Hof bij brief van 27 augustus 2020 afgewezen.

1.8.

Het onderzoek ter (digitale) zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020. Namens belanghebbende is niemand verschenen. De onder 1.6 genoemde uitnodiging is bij aangetekende brief van 31 juli 2020 verzonden naar de gemachtigde van belanghebbende, mr. [A] , aan het door deze aan het Hof opgegeven adres [a-straat 1] 63, [B] . Blijkens informatie van Track&Trace van PostNL is de aangetekende uitnodigingbrief op 1 augustus 2020, 10.31 uur, bij het PostNL-punt afgehaald. Omdat de uitnodiging voor de zitting tijdig en op de juiste wijze aan belanghebbende is aangeboden, heeft het Hof de zaak op de zitting behandeld en nadien het onderzoek ter zitting gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.10.

Bij faxbericht van 4 september 2020 heeft de gemachtigde van belanghebbende het Hof erop gewezen dat hij een verzoek heeft gedaan om te mogen repliceren. Het Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief van 4 september 2020 geschreven dat voor zover hij met zijn faxbericht heeft bedoeld een verzoek tot heropening van het onderzoek te doen, dit verzoek wordt afgewezen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is opgericht op 29 december 2003. De statutair bestuurders van belanghebbende waren in het onderhavige jaar [C] (hierna: [C] ) en [D] (hierna: [D] ) die, via persoonlijke holdings, ieder voor 50 percent aandeelhouder waren in belanghebbende. Belanghebbende vormde van 2003 tot en met 2016 een fiscale eenheid met haar 100 procent dochtermaatschappijen [E] B.V. en [F] B.V.

2.2.

Belanghebbende heeft met dagtekening 1 maart 2013 een uitnodiging tot het doen van aangifte Vpb voor het jaar 2012 ontvangen met het verzoek om de aangifte vóór 1 juni 2013 in te dienen. Op 21 november 2013 is een herinnering aan belanghebbende verstuurd met als uiterste datum van indiening van de aangifte van 5 december 2013. Op 24 december 2013 is een aanmaning verzonden met als uiterste datum van indiening van 10 januari 2014.

2.3.

Belanghebbende heeft op 24 juni 2014 aangifte Vpb voor het jaar 2012 gedaan naar een belastbare winst van negatief € 32.825. Op 20 oktober 2014 heeft belanghebbende een herziene aangifte ingediend naar een belastbare winst van negatief € 53.840.

2.4.

Bij het vaststellen van de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 van [D] en [C] is (uiteindelijk) geen bijtelling wegens fictief loon in aanmerking genomen ter zake van ten behoeve van belanghebbende of haar dochtermaatschappijen verrichte werkzaamheden.

2.5.

Met dagtekening 20 juni 2015 is de aanslag in de Vpb voor het jaar 2012 vastgesteld. Bij het vaststellen van de aanslag zijn diverse correcties tot een bedrag van € 313.761 aangebracht, waarvan € 154.313 ter zake van correcties op de afschrijving gebouwen. De belastbare winst en het belastbare bedrag zijn vastgesteld op € 259.921. Gelijktijdig is bij beschikkingen belastingrente berekend en een verzuimboete opgelegd van € 2.460.

2.6.

In bezwaar heeft belanghebbende onder meer gesteld dat, ten opzichte van het in de aangifte in aanmerking genomen bedrag, een extra afschrijvingslast van € 66.664 in aanmerking genomen moet worden omdat in de periode 2009 tot en met 2012 te weinig is afgeschreven.

2.7.

De Inspecteur heeft aan de hand van de door gemachtigde bij het bezwaarschrift verstrekte afschrijvingsstaten (hierna: de afschrijvingsstaten) en andere door belanghebbende verstrekte informatie met betrekking tot de afschrijvingen een overzicht opgesteld (zie blz. 4 van het verweerschrift in eerste aanleg, hierna: het overzicht). Dit overzicht is gebruikt bij het hoorgesprek als basis voor de bespreking. Aan de hand van dit overzicht is de afschrijvingscorrectie met € 35.194 verlaagd tot € 119.119. Omdat de Inspecteur nog enkele correcties achterwege heeft gelaten, is de aanslag bij uitspraak op bezwaar verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 73.636. Tevens is de verzuimboete verminderd tot € 246.

2.8.

In de afschrijvingsstaten worden onder meer de volgende onroerende zaken in [G] vermeld: [a-straat 2] 23, [b-straat] 235 en 237, [c-straat] 140, [d-straat] 40 en [e-straat] 19B.

[a-straat 2] 23/ [b-straat] 235 en 237

2.9.

Belanghebbende heeft op 6 oktober 2006 de grond met het gebouw aan de [a-straat 2] 23, 23 bis en 23 bis A en 25 verkregen. In 2009 is het betreffende gebouw gesplitst in 6 appartementen, te weten [a-straat 2] 23, 23A, 23B en 25 en [f-straat] 8A en 8B. Volgens de afschrijvingsstaten bedroeg de investering in dit complex in totaal € 805.295 en was de boekwaarde per 1 januari 2012 (na afschrijvingen tot en met 2011 van € 110.700) € 694.595.

2.10.

In 2010 en 2011 zijn vijf van de zes appartementen ( [a-straat 2] 23A, 23B, 25 en [f-straat] 8A en 8B) verkocht voor in totaal € 684.500. De boekwaarde per 31 december 2012 van het overgebleven appartement [a-straat 2] 23 bedraagt volgens de afschrijvingsstaten € 666.920 (€ 694.595 -/- een afschrijving van € 27.675).

2.11.

Op 5 juli 2010 zijn de panden [b-straat] 235 en 237 door belanghebbende verkocht voor € 440.000. Volgens de afschrijvingsstaten bezit belanghebbende deze panden in het jaar 2012 nog, wordt in 2012 afgeschreven en hebben de panden op 31 december 2012 een boekwaarde van € 458.297.

2.12.

Belanghebbende heeft in de aangifte Vpb 2010 een verkoopwinst van € 215.763 aangegeven ter zake van de verkoop van de onroerende zaken [b-straat] 235 en 237 en [f-straat] 8A en 8B. Belanghebbende heeft deze winst in de aangifte Vpb 2010 toegevoegd aan een herinvesteringsreserve. De Inspecteur heeft deze herinvesteringsreserve niet geaccepteerd. Dit Hof heeft bij uitspraak van 4 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2850, in de zaak over de aanslag Vpb 2010 de Inspecteur op dit punt in het gelijk gesteld en de verkoopwinst van € 215.763 aangemerkt als belastbare winst over het jaar 2010. Het hiertegen door belanghebbende ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad bij arrest van 19 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:54, onder verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie ongegrond verklaard.

[d-straat] 40

2.13.

Belanghebbende heeft dit pand in 2006 verkregen, waarna het in 2007 is gesplitst in [d-straat] 40 en [d-straat] 40 bis. Op 11 april 2011 heeft belanghebbende [d-straat] 40 verkocht voor € 140.000.

2.14.

Volgens de afschrijvingsstaten bedroeg de investering/desinvestering in [d-straat] 40 per saldo € 95.010 en de boekwaarde per 1 januari 2012 (na afschrijvingen tot en met 2011 van € 13.960) € 81.050. De boekwaarde per 31 december 2012 van het pand bedraagt volgens de afschrijvingsstaten € 78.063 (€ 81.050 -/- een afschrijving van € 2.987).

2.15.

De WOZ-waarde van [d-straat] 40 was per 1 januari 2016 € 395.000 en van [d-straat] 40 bis per 1 januari 2015 € 205.000.

[c-straat] 140

2.16.

[c-straat] 140 is in 1999 formeel gesplitst in [c-straat] 140 en [c-straat] 140 bis. [c-straat] 140 is een bedrijfsruimte en [c-straat] 140 bis een appartement. Volgens de afschrijvingsstaten bedroeg de investering/desinvestering in “ [c-straat] 140” per saldo € 44.952 en de boekwaarde per 1 januari 2012 (na afschrijvingen tot en met 2011 van € 12.416) € 32.536. De boekwaarde per 31 december 2012 van “ [c-straat] 140” bedraagt volgens de afschrijvingsstaten € 29.432 (€ 32.536 -/- een afschrijving van € 3.104). [c-straat] 140 bis is op 17 december 2013 voor € 120.000 verkocht.

[e-straat] 19B

2.17.

Volgens de afschrijvingsstaten bedroeg de investering in [e-straat] 19B € 392.984 en de boekwaarde per 1 januari 2012 (na aftrek herinvesteringsreserve van € 50.879 en na afschrijvingen tot en met 2011 van € 34.173) € 307.932. De boekwaarde per 31 december 2012 van het pand bedraagt volgens de afschrijvingsstaten € 299.090 (€ 307.932 -/- een afschrijving van € 8.842).

2.18.

De WOZ-waarde van [e-straat] 19B per 1 januari 2015 was € 335.000.

2.19.

De Rechtbank heeft de aanslag bij uitspraak van 23 juli 2019 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbare winst en belastbaar bedrag van € 63.554 (€ 73.636 -/- € 10.082). Deze vermindering houdt verband met het alsnog in aanmerking nemen van een afschrijving op andere activa dan de onroerende zaken. De Rechtbank heeft de verzuimboete wegens overschrijding van de redelijke termijn met 20% verminderd tot € 197.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag in de Vpb voor het jaar 2012, zoals deze luidt na uitspraak van de Rechtbank, en de verliesvaststellingsbeschikking juist zijn vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en stelt zich op het standpunt dat de uitspraak van de Rechtbank dient te worden vernietigd en de aanslag dient te worden verminderd tot nihil en het verlies, naar het Hof begrijpt, dient te worden vastgesteld op € 312.468. Belanghebbende heeft de belastbare winst – door belanghebbende fiscale winst genoemd – in haar hogerberoepschrift als volgt berekend (bedragen in €):

Belastbare winst volgens UOB (na uitspraak Rechtbank)

63.554

[Hof: belanghebbende vermeldt 73.636, maar de Rechtbank heeft dit bedrag met 10.082 verminderd]

Af: fictieve loonkosten

-/- 88.000

Af: afwaardering lagere bedrijfswaarde

-/- 245.414

Af: afschrijvingen onroerende zaken:

- [a-straat 2]

-/- 27.675

- [c-straat] 140

-/- 3.104

- [d-straat] 40

-/- 2.987

- [e-straat] 19B

-/- 8.842

Belastbare winst

-/- 312.468

[Hof: belanghebbende vermeldt 302.960, als gevolg van een rekenfout en omdat geen rekening is gehouden met bovengenoemd bedrag van 10.082]

3.3.

De Inspecteur beantwoordt de vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing