Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10717, 20/00780 en 20/00781

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10717, 20/00780 en 20/00781

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 november 2021
Datum publicatie
26 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:10717
Formele relaties
Zaaknummer
20/00780 en 20/00781

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning en winkel.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers: 20/00780 en 20/00781

uitspraakdatum: 16 november 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 juli 2020, nummers UTR 19/3556 en UTR 19/3719 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikkingen van 28 februari 2019 heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken aan de [adres1] 259BS in [plaats] (hierna ook: de woning) en [adres1] 259 in [plaats] (hierna ook: de winkel) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op respectievelijk € 289.000 en € 178.000 naar de waardepeildatum 1 januari 2018. De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan belanghebbende als eigenaar ook aanslagen onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak van 2 augustus 2019 de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 21 juli 2020 de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft op tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het hogerberoepschrift gedateerd 31 augustus 2020 is op 1 september 2020 ontvangen door het Hof.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft op 8 april 2021 een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021. Namens belanghebbende is verschenen mr. [naam1] (hierna: [naam1] ). Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. [naam2] en [naam3] (taxateur).

2 Feiten

Belanghebbende is eigenaar van de woning en de winkel, welke zijn gebouwd in 1926 (woning) en 1930 (winkel). De winkel heeft als publiekrechtelijke bestemming (detail)handel/winkel.

3 Geschil

In geschil is of de WOZ-waarde van de onroerende zaken door de heffingsambtenaar te hoog is vastgesteld. Belanghebbende stelt dat de waarde van de woning niet hoger kan zijn dan € 269.000 en die van de winkel niet hoger dan € 149.000. De heffingsambtenaar betoogt dat de waardes niet te hoog zijn vastgesteld. Verder heeft belanghebbende ter zitting gesteld dat zij geen gebruiker is van de woning, zodat aan haar ten onrechte een aanslag afvalstoffenheffing ten bedrage van € 266 is opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing