Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10898, 19/01046 en 19/01047

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10898, 19/01046 en 19/01047

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:10898
Formele relaties
Zaaknummer
19/01046 en 19/01047

Inhoudsindicatie

BPM. Rente, immateriëleschadevergoeding, proceskosten, griffierecht.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01046 en 19/01047

uitspraakdatum: 23 november 2021

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] v.o.f. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 juli 2019, nummers AWB 18/413 en 18/414, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft in december 2015 aangiften belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) gedaan ter zake van de registratie van een personenauto van het merk en type Mercedes Benz B170 tot een bedrag van € 189 respectievelijk van het merk en type Mercedes Benz B200 tot een bedrag van € 467.

1.2.

Het bezwaar tegen de voldoeningen op aangifte is door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft (via beeldbellen) plaatsgevonden op 6 juli 2021. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven, bijgestaan door J.A. Cardol. Namens de Inspecteur is verschenen, [naam1] , bijgestaan door mr. [naam2] . De onderhavige zaken zijn met instemming van partijen gezamenlijk behandeld met de zaken met nummers 19/01049, 19/01050, 19/01051 en 19/01054. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in december 2015 een uit een andere lidstaat afkomstige gebruikte auto, merk Mercedes Benz B170 ( [nummer2] : [nummer1] , hierna: auto 1), laten registreren in het Nederlands kentekenregister. Ter zake hiervan heeft zij op 21 december 2015 een bedrag van € 189 aan bpm aangegeven. De aldus berekende bpm van € 189 is op 28 december 2015 op aangifte voldaan. De datum eerste toelating is 30 maart 2006. De datum tenaamstelling van auto 1 is 19 november 2016.

2.2.

Belanghebbende heeft voorts in december 2015 een uit een andere lidstaat afkomstige gebruikte auto, merk Mercedes Benz B200 ( [nummer2] : 3051; hierna: auto 2), laten registreren in het Nederlands kentekenregister. Ter zake hiervan heeft zij op 17 december 2015 een bedrag van € 467 aan bpm aangegeven. De aldus berekende bpm van € 467 is op 28 december 2015 op aangifte voldaan. De datum eerste toelating is 15 oktober 2012. De datum tenaamstelling van auto 2 is 13 februari 2016.

2.3.

Belanghebbende heeft bij faxbericht van 22 januari 2016, bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte.

2.4.

De Inspecteur heeft het bezwaar inzake auto 1 bij uitspraak op bezwaar van 19 december 2017 gegrond verklaard. De verschuldigde bpm is verminderd tot nihil en er is een teruggaaf verleend van € 189. Voorts heeft de Inspecteur een proceskostenvergoeding van € 492 toegekend en bij beschikking met dagtekening 4 januari 2018 de vergoeding van belastingrente berekend op een bedrag van € 14.

2.5.

Het bezwaar inzake auto 2 is bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2017 gegrond verklaard. De verschuldigde bpm is verminderd tot nihil en er is een teruggaaf verleend van € 467. Voorts heeft de Inspecteur een proceskostenvergoeding van € 492 toegekend en bij beschikking met dagtekening 4 januari 2018 de vergoeding van belastingrente berekend op een bedrag van € 34.

2.6.

Het door belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 2 juli 2019 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling aan belanghebbende van een bedrag van € 3.000 als vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn in bezwaar. De Rechtbank heeft het griffierecht van 2 x € 338 = € 676 door de Inspecteur aan belanghebbende laten vergoeden. Voorts heeft de Rechtbank aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 146,29 voor de door belanghebbende in het beroep gemaakte kosten.

2.7.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

3 Geschil

Tussen partijen zijn verschillende punten in geschil die in onderdeel 4 nader zullen worden vermeld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing