Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10902, 20/00742

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10902, 20/00742

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:10902
Zaaknummer
20/00742

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting? Verzuimboete.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00742

uitspraakdatum: 23 november 2021

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2020, nummer AWB 19/6285, in het geding tussen belanghebbende en

Procesverloop

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.000. Bij afzonderlijke beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd van € 369.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de voornoemde beschikkingen gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2021 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord namens de Inspecteur mr. [naam1] . Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.

Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Overwegingen

1. Bij een aangetekend verzonden brief van 27 september 2021 van de griffier van het Hof is belanghebbende uitgenodigd voor de zitting van 10 november 2021 om 11:30 uur te Arnhem. Uit informatie van Track & Trace blijkt dat deze uitnodiging op 30 september 2021 is afgehaald bij het postkantoor, waarbij voor ontvangst is getekend. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. Omdat de uitnodiging voor de zitting tijdig en op de juiste wijze aan belanghebbende is verzonden, heeft het Hof de zaak op de zitting behandeld en het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Belanghebbende is door de Inspecteur uitgenodigd aangifte IB/PVV te doen voor het jaar 2016. Belanghebbende heeft daaraan, ook niet na daaraan te zijn herinnerd en daartoe op de wettelijk voorgeschreven wijze te zijn aangemaand, geen gevolg gegeven.

3. De Inspecteur heeft daaropvolgend aan belanghebbende ambtshalve een aanslag opgelegd naar een geschat belastbaar inkomen van € 15.000. Daarbij heeft de Inspecteur rekening gehouden met een door hem opgestelde vermogensvergelijking en met de omstandigheden dat belanghebbende van beroep rijnvarende is, dat door de Sociale Verzekeringsbank een zogenoemde A1-verklaring is afgegeven dat belanghebbende in Nederland is verzekerd voor de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 en met het bekende inkomen over 2013 van € 45.000.

4. Belanghebbende voert aan dat hij in 2016 niet voor de volksverzekeringen verzekerd was in Nederland. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat, gelet op later door hem ontvangen informatie, de aanslag eerder te laag is dan te hoog.

5. Omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, moet op grond van artikel 58 Wet financiering sociale verzekeringen in samenhang met artikel 27h, tweede lid, juncto artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, het beroep ongegrond worden verklaard tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast). Belanghebbende, die slechts ongemotiveerd stelt dat ten onrechte geen vrijstelling is verleend voor de premie volksverzekeringen, heeft het van hem verlangde bewijs niet geleverd. De aanslag berust gelet op de in punt 3 van deze uitspraak genoemde gegevens en omstandigheden bovendien op een redelijke schatting. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft belanghebbende geen gronden aangevoerd.

6. Omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan heeft de Inspecteur hem een verzuimboete opgelegd van € 369. Dat de aangifte niet door hem is gedaan, heeft belanghebbende niet bestreden. Feiten of omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat dit hem niet kan worden aangerekend zijn door belanghebbende ook in hoger beroep niet gesteld en ze zijn het Hof ook niet ambtshalve gebleken. In de omstandigheden van dit geval acht het Hof een boete van € 369 passend en geboden.

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. M. Harthoorn, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.

De beslissing is op 23 november 2021 in het openbaar uitgesproken.