Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11104, 19/01719

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11104, 19/01719

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
10 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11104
Zaaknummer
19/01719

Inhoudsindicatie

OB. Aftrek voorbelasting. Verzuimboete.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/01719

uitspraakdatum 30 november 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 november 2019, nummer LEE 18/2183, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 met dagtekening 28 september 2017 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting ten bedrage van € 25.026. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 2.229 belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 2.502.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 24.981, de belastingrente overeenkomstig verminderd en de boete verminderd tot een bedrag van € 2.498.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 7 september 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende dreef in de in geding zijnde periode een onderneming als fotograaf en is als zodanig aangemerkt als in Nederland gevestigde ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).

2.2.

Belanghebbende heeft over de in geding zijnde tijdvakken aangiften omzetbelasting gedaan, waarbij belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van zogeheten voorbelasting. De verzochte teruggaaf van voorbelasting behelst de volgende bedragen:

jaar 2013: een bedrag van € 6.124,

jaar 2014: een bedrag van € 6.671,

jaar 2015: een bedrag van € 4.844,

jaar 2016: een bedrag van € 7.387.

2.3.

Bij belanghebbende is op 14 december 2016 een boekenonderzoek ingesteld, waarvan op 31 augustus 2017 een rapport is opgesteld. In het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:

“(…)

Voorbelasting

[belanghebbende] vertelde dat hij door zijn scheiding alle fotoapparatuur was kwijtgeraakt (zijn ex-partner had het bij de weg gezet) en daarom veel moest investeren. Het geld hiervoor heeft hij gekregen/geleend van vrienden. Hij heeft mij drie facturen overlegd betreffende aankopen in 2016. Het betreffen twee facturen van Fotografie [naam1] uit [plaats1] en één van [naam2] uit [plaats2] . Op beide facturen ontbreekt het btw-identificatienummer en aan de hand van de adressen zijn ze niet terug te vinden in de bestanden van de belastingdienst. Op de factuur van Fotografie [naam1] staat een KvK-nummer wat niet bekend is. De overige facturen op de voorbelasting heb ik niet kunnen controleren omdat de rest van de administratie volgens [belanghebbende] in zijn vakantiehuis in [land] lag. Toen hij deze, op mijn verzoek, na een vakantiebezoek had meegenomen, is het volgens hem in [plaats3] uit zijn auto gestolen. Bankafschriften van de betalingen had hij niet omdat de aankopen contant waren betaald (…).”

2.4.

Op 28 september 2017 is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 25.026 omzetbelasting (te weten de onder 2.2. vermelde voorbelasting), vermeerderd met een verzuimboete en belastingrente. Bij uitspraak op bezwaar van 7 juli 2018 is de naheffingsaanslag door de Inspecteur verminderd tot € 24.981, en de verzuimboete en belastingrente dienovereenkomstig. Deze vermindering houdt verband met het alsnog accepteren van de voorbelasting, ten bedrage van in totaal € 45, ter zake van twee van de in bezwaar overgelegde vijf facturen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Inspecteur de door belanghebbende op aangifte teruggevraagde voorbelasting terecht heeft gecorrigeerd. Daarnaast is in geschil of de Inspecteur terecht een verzuimboete heeft opgelegd aan belanghebbende.

3.2.

Bovenstaande vragen worden door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend beantwoord.

3.3.

Belanghebbende stelt dat de facturen uit 2016 en een deel van de facturen uit 2015 reeds waren getoond aan de controlerend ambtenaar ten tijde van het onderzoek en dat nadien opgevraagde facturen buiten zijn schuld niet meer getoond kunnen worden omdat zijn administratie uit zijn auto is gestolen. Tevens stelt belanghebbende dat waar facturen niet getoond konden worden door hem, hij wel op andere wijze betaling van de op de facturen gemelde bedragen omzetbelasting aannemelijk heeft gemaakt of heeft aangeboden dat te doen, bijvoorbeeld met orderbevestigingen of betalingsbewijzen. Ten aanzien van de opgelegde verzuimboete heeft belanghebbende gesteld, zo begrijpt het Hof, dat sprake is van afwezigheid van alle schuld.

3.4.

De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd weersproken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing