Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11119, 21/00364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-11-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11119, 21/00364

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
10 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11119
Zaaknummer
21/00364

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Ontvankelijkheid beroep.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00364

uitspraakdatum: 30 november 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [belanghebbende] te [vestigingsplaats1] (hierna ook: belanghebbende), alsmede haar rechtsvoorganger onder algemene titel Stichting [naam1 ] te [vestigingsplaats2]

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) van 4 februari 2021, nummer Awb 20/284, in het geding tussen belanghebbende en

de directeur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van Stichting [naam1 ] bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [adres1] 2-2 te [plaats] voor het jaar 2019 vastgesteld op € 388.000.

1.2.

Deze beschikking is, na daartegen door Stichting [naam1 ] gemaakt bezwaar, door de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.3.

Stichting [naam1 ] heeft tegen die uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtsgeldige volmacht.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 17 november 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbende A. van den Dool als haar gemachtigde en namens de heffingsambtenaar (via beeldbellen) mr. [naam2] en [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van Stichting [naam1 ] de onderhavige WOZ-waarde bij beschikking vastgesteld. G. Gieben, verbonden aan Previcus B.V. (hierna: Gieben), heeft namens deze stichting bezwaar aangetekend tegen de WOZbeschikking. Dat bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

2.2.

Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft Gieben op 30 januari 2020 namens Stichting [naam1 ] beroep ingesteld bij de Rechtbank. Bij het beroepschrift is een door [naam4] namens Stichting [belanghebbende] op 27 januari 2020 ondertekende volmacht overgelegd, waarin Gieben onder meer wordt gemachtigd om beroep inzake de WOZ-beschikking in te stellen. In de volmacht is vermeld: “deze machtiging heeft naast bovenvermelde rechtspersoon ook te gelden voor al haar onderliggende vennootschappen”.

2.3.

Bij deze machtiging is een uittreksel uit het handelsregister inzake Stichting [naam1 ] overgelegd waaruit volgt dat [naam5] B.V. de bestuurder van Stichting [naam1 ] is. Voorts is een uittreksel uit het handelsregister d.d. 25 april 2018 overgelegd inzake [naam5] B.V. waaruit blijkt dat Stichting [naam6] de bestuurder van [naam5] B.V. is. Stichting [naam6] is onder KvK-nummer [nummer1] ingeschreven in het handelsregister. Verder is een uittreksel d.d. 16 juli 2019 uit het handelsregister overgelegd inzake Stichting [belanghebbende] . Volgens dit uittreksel is Stichting [belanghebbende] onder KvKnummer [nummer1] ingeschreven in het handelsregister en is [naam4] haar bestuurder. Blijkens dit uittreksel is de ‘datum akte laatste statutenwijziging’ 3 juni 2019 geweest.

2.4.

Op 31 december 2020 heeft een fusie plaatsgevonden tussen onder andere Stichting [belanghebbende] (KvK-nr. [nummer1] ) als verkrijgende rechtspersoon en Stichting [naam1 ] (KvK-nr. [nummer2] ) als verdwijnende rechtspersoon.

2.5.

De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 4 februari 2021 het beroep van Stichting [naam1 ] niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtsgeldige volmacht.

2.6.

Op 12 maart 2021 heeft Gieben namens Stichting [naam1 ] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Daarbij is een op 4 maart 2021 door [naam7] namens Stichting [belanghebbende] ondertekende volmacht overgelegd, waarin M.O.E. Uijen van Previcus B.V. (met recht van substitutie) wordt gemachtigd om hoger beroep inzake de onderhavige beschikking in te stellen. Voorts is een uittreksel d.d. 12 maart 2021 uit het handelsregister overgelegd inzake Stichting [belanghebbende] waaruit blijkt dat [naam7] haar bestuurder is.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een rechtsgeldige volmacht.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend. De heffingsambtenaar refereert zich aan het oordeel van het Hof.

4 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

5 Beoordeling van het geschil

6 Griffierecht en proceskosten

7 Beslissing