Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11526, 20/00758 en 20/00759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11526, 20/00758 en 20/00759

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 december 2021
Datum publicatie
24 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11526
Zaaknummer
20/00758 en 20/00759

Inhoudsindicatie

Invordering. Aanmaningskosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00758 en 20/00759

uitspraakdatum: 14 december 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juli 2020, nummers AWB 19/5424 en 19/5426, in het geding tussen belanghebbende en

de invorderingsambtenaar van de gemeente [plaats] (hierna: de invorderingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 25 mei 2019 zijn aan belanghebbende aanmaningen gestuurd die zien op het niet tijdig betalen van de aanslagen gemeentelijke heffingen voor de jaren 2018 en 2019. Daarbij is tweemaal € 16 aan kosten van de aanmaningen in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de kosten van de aanmaningen bezwaar gemaakt.

1.3.

De invorderingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 5 september 2019 de aanmaningskosten gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 14 juli 2020 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de beschikkingen inzake de aanmaningskosten vernietigd.

1.5.

Belanghebbende heeft op 18 augustus 2020 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Daarvoor is een griffierecht betaald van € 131.

1.6.

De invorderingsambtenaar heeft op 25 februari 2021 een verweerschrift ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2021. Beide partijen zijn zonder kennisgeving niet verschenen. Beide partijen zijn bij aangetekende brief van 25 oktober 2021 uitgenodigd voor de zitting. De brief aan de invorderingsambtenaar is op 26 oktober 2021 afgehaald bij het PostNL-punt in de [adres1] te [plaats] . De brief aan belanghebbende is door PostNL retour gezonden aan het Hof. Zowel op 1 november 2021 als 16 november 2021 is de uitnodiging nogmaals per gewone post verzonden naar het adres waarop belanghebbende staat ingeschreven ( [adres2] te [woonplaats] ). Het Hof gaat daarom ervan uit dat beide partijen op de wettelijk voorgeschreven wijze zijn uitgenodigd voor de zitting.

2 Overwegingen

2.1.

Op grond van artikel 231, lid 1 Gemeentewet geschiedt de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.

2.2.

Indien de belastingschuldige een aanslag gemeentelijke belastingen niet binnen de gestelde termijn betaalt, maant de invorderingsambtenaar hem schriftelijk aan om alsnog binnen twee weken na de dagtekening van de aanmaning te betalen (artikel 11 Invorderingswet 1990).

2.3.

Aan het verzenden van een aanmaning tot betaling zijn kosten verbonden, namelijk een bedrag van € 16 bij een gevorderde som van € 454 of meer (artikel 2 Kostenwet invordering rijksbelastingen; tekst 2019).

2.4.

Tegen de door de invorderingsambtenaar in rekening gebrachte kosten kan bezwaar worden gemaakt bij de invorderingsambtenaar en nadien beroep worden ingesteld bij de belastingrechter (artikel 7, lid 1 Kostenwet invordering rijksbelastingen). Betreffende overige beslissingen van de invorderingsambtenaar, bijvoorbeeld over kwijtschelding, kan worden opgekomen bij de burgerlijke rechter. De belastingrechter is in deze niet bevoegd.

2.5.

Belanghebbende heeft tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten van tweemaal € 16 bezwaar en beroep ingesteld.

2.6.

De Rechtbank heeft de beschikkingen inzake de aanmaningskosten vernietigd en aan belanghebbende een vergoeding van € 47 toegekend voor het betaalde griffierecht.

2.7.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep bij het Hof ingesteld. Nu de Rechtbank de beschikkingen inzake de aanmaningskosten heeft vernietigd, kan het hoger beroep belanghebbende niet in een betere positie brengen met betrekking tot deze beschikkingen.

2.8.

Het instellen van het hoger beroep kan belanghebbende eventueel wel in een betere positie brengen met betrekking tot bijkomende beslissingen van de Rechtbank, zoals die met betrekking tot vergoeding van proceskosten. Daarom moet het hoger beroep ontvankelijk worden geacht (vgl. HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844, r.o. 2.3.2).

2.9.

In hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, ziet het Hof geen aanleiding het hoger beroep gegrond te achten.

3 Proceskosten en griffierecht

Het Hof ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4 Beslissing