Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11530, 21/00377

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11530, 21/00377

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
14 december 2021
Datum publicatie
24 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11530
Zaaknummer
21/00377

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Ontvankelijkheid bezwaar. Bekendmaking navorderingsaanslag. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00377

uitspraakdatum: 14 december 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 februari 2021, nummer AWB 20/1209, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbenden] te [woonplaats] (hierna: belanghebbenden)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbenden is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar nietontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbenden zijn tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de Inspecteur opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord O.M. Kesler, als de gemachtigde van belanghebbenden, alsmede [naam1] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

Op 5 november 2021 heeft het Hof een nader stuk (formulier proceskosten) van belanghebbenden ontvangen, waarin zij verzoeken om een vergoeding van de forfaitair bepaalde kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het Hof heeft dit stuk tot de processtukken gerekend en de Inspecteur in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De Inspecteur heeft schriftelijk te kennen gegeven dat hij geen behoefte heeft inhoudelijk op het nader stuk te reageren.

2 Vaststaande feiten

2.1.

[de erflater] (hierna: erflater) is [in] 2010 overleden. Hij was gehuwd in gemeenschap van goederen met [de echtgenote] , geboren [in] 1943, en zij woonden in de woning aan de [adres1] te [woonplaats] .

2.2.

De Inspecteur heeft het laatste woonadres van erflater aangemerkt als het zogenoemde ervenadres en aan dit adres zijn correspondentie gericht. Aan dit adres is onder meer de voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2010 met dagtekening 28 juni 2011 ten name van belanghebbenden gericht en deze aanslag hebben belanghebbenden ook voldaan.

2.3.

Op het moment van overlijden bezaten erflater en [de echtgenote] gezamenlijk een aanmerkelijk belang van 50% in [naam2] B.V.

2.4.

Namens belanghebbenden is de overlijdensaangifte IB/PVV van erflater over het jaar 2010 ingediend. De Inspecteur heeft op verzoek uitstel verleend voor het indienen van de aangifte volgens de zogenoemde becon-regeling. In de aangifte is ter zake van de overgang van het aanmerkelijk belang van erflater geen fictieve vervreemding als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001) in aanmerking genomen en is evenmin een verzoek gedaan als bedoeld in artikel 4.17a van de Wet IB 2001 om de overgang krachtens erfrecht onder algemene titel niet als vervreemding aan te merken.

2.5.

De Inspecteur heeft op 14 september 2011 de aanslag IB/PVV 2010 opgelegd overeenkomstig de overlijdensaangifte. Deze aanslag is gezonden aan het ervenadres.

2.6.

In 2016 heeft de Belastingdienst een landelijk onderzoek gedaan naar de gevallen waarin in overlijdensaangiften geen melding is gedaan van de vererving van een aanmerkelijk belang. Op basis van dit onderzoek heeft de Inspecteur bij brief van 28 juli 2016 aan de gemachtigde van belanghebbenden een verzoek om informatie gestuurd over de fictieve vervreemding als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 van de aandelen in [naam2] B.V. aan [de echtgenote] .

2.7.

De Inspecteur heeft bij brief van 21 oktober 2016 een kennisgeving van navordering aan de gemachtigde verzonden.

2.8.

Vanwege het feit dat de bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingaanslag IB/PVV over het jaar 2010 op 31 januari 2017 zou verlopen, heeft de Inspecteur bij brief van 23 december 2016 aan de gemachtigde aangekondigd dat hij een navorderingsaanslag op zal leggen waarin hij de fictieve vervreemding van € 242.000 en - ter behoud van rechten - een uitdeling van € 450.000 in aanmerking zal nemen. De Inspecteur heeft in de brief opgemerkt dat de navorderingsaanslag aan belanghebbenden zal worden toegezonden. Tevens heeft de Inspecteur een afschrift van de brief van 23 december 2016 aan het ervenadres gezonden.

2.9.

Op 30 december 2016 is [de echtgenote] verhuisd van de woning aan de [adres1] te [woonplaats] naar [adres2] te [woonplaats] . Het woonadres van [de echtgenote] is op dezelfde dag in het systeem van de Inspecteur gewijzigd.

2.10.

In de systemen van de Belastingdienst is geregistreerd dat met dagtekening 21 januari 2017 een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2010 aan belanghebbenden is opgelegd. Het ervenadres is ongewijzigd gebleven.

2.11.

Vanwege het uitblijven van betaling van de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2010, ook na de per post aan het ervenadres gezonden herinnering, aanmaning en uitvaardiging van een dwangbevel, heeft de ontvanger in 2019 een onderzoek gestart. Hij heeft daarbij geconstateerd dat [de echtgenote] is verhuisd en heeft vervolgens met dagtekening 2 december 2019 een duplicaat van de navorderingsaanslag aan het nieuwe woonadres van [de echtgenote] gezonden.

2.12.

Belanghebbenden hebben op 2 december 2019 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag.

2.13.

De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. De Inspecteur acht de termijnoverschrijding niet verschoonbaar.

3 Geschil

In geschil is of de Inspecteur het bezwaar van belanghebbenden tegen de navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2010 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbenden beantwoorden deze ontkennend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing