Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11822, 21/00118

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11822, 21/00118

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 december 2021
Datum publicatie
27 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11822
Zaaknummer
21/00118

Inhoudsindicatie

Uitspraak op verzet. Niet betaald griffierecht.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 21/00118

uitspraakdatum: 7 december 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het verzet van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van dit Hof van 22 juni 2021, nummer 21/00118, gedaan in het kader van een vereenvoudigde behandeling als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

1 Ontstaan en loop van het geding in verzet

1.1

Bij genoemde uitspraak van 22 juni 2021 heeft het Hof het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen heeft belanghebbende verzet aangetekend.

1.2

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2021. Daarbij is belanghebbende verschenen, bijgestaan door H.H. Bor.

1.3

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.4

Op 30 november 2021 is bij het Hof een nader stuk van belanghebbende ingekomen. Het Hof ziet in het overgelegde stuk geen aanleiding tot heropening van het onderzoek.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland van 4 december 2020, nummer LEE 19/3678 inzake de haar voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij in rekening gebrachte belastingrente en opgelegde verzuimboete.

2.2

Belanghebbende is bij brief van 8 april 2021 door de griffier van het Hof uitgenodigd tot betaling van het voor de onderhavige zaak in hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 134. Deze brief is verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres “ [adres] [woonplaats] ”. Omdat betaling van het griffierecht uitbleef, is zij vervolgens bij aangetekend – naar genoemd adres – verzonden brief van de griffier van het Hof van 7 mei 2021 eraan herinnerd dat het verschuldigde griffierecht van € 134 nog niet was voldaan. Daarbij is belanghebbende de gelegenheid geboden het verschuldigde griffierecht alsnog binnen vier weken na dagtekening van deze brief te voldoen. Aan belanghebbende is daarbij voorts medegedeeld dat bij niet of niet tijdige betaling van het griffierecht, zij het risico loopt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en dat zij na deze brief geen nieuwe gelegenheid krijgt om het griffierecht te betalen. Ook is belanghebbende erop gewezen dat een beroep op ‘betalingsonmacht’ kan worden gedaan. Deze brief is op 11 mei 2021 door belanghebbende ontvangen.

2.3

Het griffierecht van € 134 is niet door belanghebbende voldaan en er is door haar geen beroep op betalingsonmacht gedaan.

2.4

In de hiervoor genoemde uitspraak van het Hof van 22 juni 2021 is het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht.

2.5

Tegen die uitspraak heeft belanghebbende verzet aangetekend.

3 Beoordeling van het verzet

3.1

In verzet stelt belanghebbende in de kern dat zij het griffierecht niet in euro’s kan betalen omdat “Boekhoudkundig Kapitaal” het enige betaalmiddel is. Niettemin heeft zij in haar pleitnota het volgende aangeboden “Alhoewel wat de elektronische Euro genoemd wordt geen geld is, ben ik bereid om het griffierecht alsnog te betalen, als dit leidt tot het in behandeling nemen van het ingediende beroepschrift”. Verder heeft belanghebbende in haar pleitnota en mondeling ter zitting aangevoerd dat het niet betalen van het griffierecht geen onwil was maar dat zij gewoon is vergeten het te betalen. Zij was zeer druk in de betreffende periode.

3.2

Nu belanghebbende het volgens de wet (artikel 8:109 Awb) voor het hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 134 niet heeft voldaan en geen beroep heeft gedaan op betalingsonmacht, is zij met betrekking tot het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. De door belanghebbende genoemde argumenten wettigen niet de conclusie dat zij niet in verzuim is met het niet betalen van het griffierecht. In deze fase van het hoger beroep kan de terecht uitgesproken niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep niet worden teruggedraaid door alsnog het verschuldigde griffierecht te voldoen zoals belanghebbende heeft aangeboden.

Slotsom Op grond van het vorenstaande is het verzet van belanghebbende ongegrond. Hetgeen zij overigens nog heeft aangevoerd, doet aan deze conclusie niet af.

4 Proceskosten

5 Beslissing