Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11834, 21/00033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-12-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11834, 21/00033

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
21 december 2021
Datum publicatie
7 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:11834
Formele relaties
Zaaknummer
21/00033

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning. Rioolheffing. Opbrengstlimiet.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 21/00033

uitspraakdatum: 21 december 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 november 2020, nummer Awb 19/2000, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar en WOZ-ambtenaar van de gemeente Zwartewaterland (hierna tezamen: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking van 31 januari 2019 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 36 te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 370.000. Tegelijk met deze beschikking zijn onder meer de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (OZB) ten bedrage van € 407 aan belanghebbende opgelegd alsmede de aanslag rioolheffing 2019 ten bedrage van € 353.

1.2

Na daartegen gemaakte bezwaren, heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, de beschikking en de aanslagen gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 24 november 2020 het beroep ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadien nadere stukken ingediend.

1.4

Het onderzoek ter digitale zitting (beeldbellen) heeft plaatsgevonden op 30 september 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. M.M. Vrolijk als gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] als de heffingsambtenaar en namens de WOZ-ambtenaar, bijgestaan door [naam2] en [naam3] , taxateur.

1.5

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [adres1] 36 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak). Het betreft een in 1977 gebouwde, vrijstaande woning met een inhoud van 782 m³ en een kaveloppervlakte van 675 m². De onroerende zaak heeft een dakkapel. Bij de onroerende zaak hoort een berging/schuur en een tuinhuis.

2.2

Het aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar en WOZ-ambtenaar van de gemeente Zwartewaterland van 21 september 2017 luidt, voor zover hier van belang:

“Artikel 1 Heffingsambtenaar

Voor de uitoefening van verplichtingen genoemd in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet wordt [naam1] , geboren [in] 1967 te [woonplaats] , aangewezen als heffingsambtenaar. Deze ambtenaar heeft bevoegdheid tot mandatering van deze werkzaamheden.

Artikel 2 WOZ-ambtenaar

Als ambtenaar belast met de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken als benoemd in artikel 1, tweede lid, wordt de heffingsambtenaar van de gemeente Staphorst aangewezen.”

Als WOZ-ambtenaar is door de gemeente Staphorst aangewezen [naam4] .

2.3

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking van 31 januari 2019 op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2018 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 370.000. Tegelijk met de beschikking zijn ter zake van de onroerende zaak aan belanghebbende onder meer opgelegd een aanslag OZB ten bedrage van € 407 en een aanslag rioolheffing ten bedrage van € 353.

2.4

De heffingsambtenaar heeft in de bezwaarfase op verzoek een taxatieverslag van de onroerende zaak aan belanghebbende verstrekt. Daarin zijn ook drie referentie-objecten vermeld, te weten [adres2] 33 te [woonplaats] , [adres3] 86 te [plaats1] en [adres4] 17 te [plaats1] .

2.5

Op 12 juni 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

2.6

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 18 september 2019 bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, de beschikking en de aanslagen gehandhaafd. In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende zoals in zijn bezwaarschrift vermeld en zoals tijdens de hoorzitting naar voren gebracht opgesomd en daarop inhoudelijk gereageerd. In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar ter onderbouwing van de vastgestelde waarde de marktgegevens van de navolgende referentie-objecten gebruikt: [adres5] 2 te [woonplaats] , [adres6] 36a te [woonplaats] en [adres7] 17 te [woonplaats] en daarbij voor deze referentie-objecten beknopt enkele bijzonderheden vermeld. Met betrekking tot de bij de rioolheffing door belanghebbende gestelde overschrijding van de opbrengstlimiet is in de uitspraak vermeld:

“In de begroting 2019 zijn in de paragraaf lokale heffingen de geraamde opbrengsten en geraamde uitgaven voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing opgenomen met een kostendekking van 100% (https://www.zwartewaterland.nl/bestuur/begroting-en-jaarrekening 42312/item/programmabegroting_31283.html). Hierbij wordt voldaan aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten (BBV).”

Gebleken is dat de hierboven door de heffingsambtenaar vermelde ‘link’ naar de website van de gemeente Zwartewaterland ten tijde van dan wel kort na het doen van de uitspraak op bezwaar niet meer werkte. De documenten “programmabegroting 2019” en “onderbouwing kostendekkendheid rioolheffing 2019” zijn wel steeds benaderbaar geweest op de website van de gemeente door te zoeken op “Bestuur”.

2.7

In beroep heeft de heffingsambtenaar een taxatierapport van 13 december 2019 overgelegd opgesteld door [naam3] , WOZ-taxateur, met daarin opgenomen vier referentie-objecten, te weten [adres2] 33 te [woonplaats] , [adres6] 36a te [woonplaats] , [adres7] 17 te [woonplaats] en [adres1] 23 te [woonplaats] . In het taxatierapport heeft de taxateur van de heffingsambtenaar de afzonderlijke objectkenmerken (kwaliteit, onderhoudstoestand, uitstraling, doelmatigheid, voorzieningen – ook wel KOUDV-factoren genoemd – en ligging) van de onroerende zaak en de referentie-objecten vermeld en daaraan waarderingscijfers toegekend. De taxateur heeft de waarde van de onroerende zaak, na deze inpandig te hebben opgenomen, als volgt bepaald:

Woning 782 m3 à € 308,35 € 241.129

Berging/tuinhuisje € 2.000

Dakkapel € 4.000

Grond € 123.750

afgerond € 370.000

2.8

Met betrekking tot de ramingen van baten en ‘lasten ter zake’ de rioolheffing 2019 heeft de heffingsambtenaar in beroep een overzicht overgelegd waaruit blijkt van geraamde lasten ter zake van € 3.406.872 en van geraamde opbrengsten van eveneens € 3.406.872. Tot de geraamde lasten ter zake behoort onder meer een post genoemd “Overhead” van € 231.834. Tot de baten behoort – naast de zuivere baten uit hoofde van te heffen rioolrechten – tevens een bijdrage uit de gemeentelijke voorziening van € 60.626.

2.9

In het verweerschrift van de heffingsambtenaar bij de Rechtbank is onder punt 7 de navolgende passage opgenomen (citaat zonder voetnoot):

Herstel bevoegdheidsgebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb

De uitspraak op bezwaar is ondertekend door de heffingsambtenaar van de gemeente Zwartewaterland, mevrouw [naam1] . De uitspraak had mede ondertekend moeten worden door de WOZ-ambtenaar, de heer [naam4] . Hij maakt de uitspraak ook tot de zijne.

Het bevoegdheidsgebrek kan worden gepasseerd, met toepassing van artikel 6:22 Awb, wanneer belanghebbende niet door dit gebrek benadeeld is. De uitspraak op bezwaar is opgesteld door zowel de heffingsambtenaar als de WOZ-ambtenaar van de gemeente Zwartewaterland.

Er is geen sprake van het benadelen van belanghebbende. Enkel de toevoeging van de ondertekening door de WOZ-ambtenaar ontbreekt. Dit wordt hiermee hersteld en bevestigd.”

2.10

Op het door belanghebbende tegen de door de heffingsambtenaar gedane uitspraak op bezwaar ingestelde beroep, heeft de Rechtbank onder meer geoordeeld dat de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar voldoende heeft gemotiveerd en dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de beschikte waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de raming van de baten en lasten die in de begroting van de gemeente voor de rioolheffing zijn opgenomen. Belanghebbende heeft vervolgens naar het oordeel van de Rechtbank niet gemotiveerd gesteld waarom redelijke twijfel bestaat of bij bepaalde posten sprake is van een ‘last ter zake’.

2.11

Aan het slot van de uitspraak van de Rechtbank is voor zover hier van belang, vermeld:

“Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van Y. van Arnhem, griffier, op 24 november 2020

De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.

[Hof: handtekeningen rechter en griffier]

Afschrift verzonden op: 24 november 2020”

2.12

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vragen:

a. of de uitspraak op bezwaar voldoende is gemotiveerd;

b. of de uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd omdat deze onbevoegdelijk is gedaan;

c. of de uitspraak van de Rechtbank op de juiste wijze is bekend gemaakt;

d. of de stukken die betrekking hebben op de KOUDV-factoren door de heffingsambtenaar te laat – namelijk pas in de beroepsfase – zijn verstrekt en de heffingsambtenaar daarmee zijn inzageplicht heeft geschonden;

e. of de vastgestelde waarde van de onroerende zaak op de hiervoor bedoelde waardepeildatum te hoog is;

f. met betrekking tot de door belanghebbende gestelde overschrijding van de opbrengstlimiet ter zake van de rioolheffing: of de heffingsambtenaar na de door belanghebbende opgeworpen twijfel ten aanzien van de post “overhead” naar vermogen inzicht heeft verschaft in de raming van lasten en baten ter zake die in de begroting zijn opgenomen;

g. of de heffingsambtenaar de inzageplicht ter zake van de rioolheffing heeft geschonden doordat de programmabegroting niet digitaal benaderbaar was, waardoor het belanghebbende in de bezwaarfase niet mogelijk was de door hem gestelde overschrijding van de opbrengstlimiet nader te onderbouwen.

3.2

Belanghebbende beantwoordt de vragen a., c., en f., ontkennend en de vragen b., d., e. en g. bevestigend, de heffingsambtenaar daarentegen beantwoordt die vragen tegenovergesteld.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de voor de waardepeildatum 1 januari 2018 vastgestelde waarde van de onroerende zaak tot € 345.000 met overeenkomstige vermindering van de aanslag OZB en tot vernietiging van de aanslag rioolheffing.

3.4

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing