Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1237, 19/01237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-02-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1237, 19/01237

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 februari 2021
Datum publicatie
19 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1237
Formele relaties
Zaaknummer
19/01237

Inhoudsindicatie

VPB. Verstrekte geldlening. Afwaardering toegestaan?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01237

uitspraakdatum: 9 februari 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2019, nummer AWB 19/1314, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 1 april 1998 opgericht. Directeur en enig aandeelhouder van belanghebbende is mr. drs. [A] (hierna: [A] ).

2.2.

Op 12 juli 2006 heeft mevrouw [B] (hierna: [B] ) in privé een schuldbekentis ondertekend waarin zij verklaart een bedrag van € 700.000 te leen te hebben ontvangen van belanghebbende (hierna: lening I), onder de navolgende bepalingen:

“1. Over een gedeelte van de hoofdsom, groot driehonderd vijfenzeventig duizend euro (€ 375.000,00) of het restant daarvan is door de schuldenaar met ingang van 10 februari 2006 een rente verschuldigd van vier procent (4,00%) per jaar, te voldoen gelijk met de terugbetaling van de hoofdsom.

Over een gedeelte van de hoofdsom, groot driehonderd vijfentwintig duizend euro (€ 325.000,00) of het restant daarvan is door de schuldenaar met ingang van heden een rente verschuldigd van vier procent (4,00%) per jaar, te voldoen gelijk met de terugbetaling van de hoofdsom.

2. De hoofdsom dient te worden terugbetaald uiterlijk op 31 december 2007. Gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing is toegestaan, zonder dat boeterente is verschuldigd. Gedeeltelijke vervroegde aflossing dient te geschieden in ronde bedragen van éénduizend euro (€ 1.000,00) of een veelvoud daarvan.

3. De hoofdsom of het restant daarvan is te allen tijde direct opeisbaar, zonder voorafgaande waarschuwing of ingebrekestelling, wanneer de schuldenaar surséance van betaling aanvraagt, in staat van faillissement wordt verklaard, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard, zijn goederen geheel of gedeeltelijk in beslag worden genomen, wanneer hij overlijdt of emigreert, wanneer enige gemeenschap van goederen, waarin hij is gehuwd, mocht worden ontbonden, indien hij boedelafstand doet en in het algemeen bij overtreding of niet nakoming van enige verplichting jegens de schuldeiser.

4. De uit deze schuldbekentenis voortvloeiende verbintenissen zijn ondeelbaar.

5. Alle betalingen moeten geschieden op de wijze als de schuldeiser zal wensen, zonder korting of compensatie.

6. De schuldenaar is niet verplicht zekerheid te stellen.

7. Alle kosten welke de schuldeiser naar zijn oordeel moet maken tot uitoefening van zijn rechten en alle verdere kosten waartoe deze geldlening aanleiding mocht geven, zijn voor rekening van de schuldenaar.”

2.3.

Op 20 juli 2007 heeft [B] , handelend onder de naam “ [C] ”, een schuldbekentenis ondertekend waarin zij verklaart een bedrag van € 600.000 te leen te hebben ontvangen van belanghebbende (hierna: lening II), onder de navolgende bepalingen:

  1. Over de hoofdsom of het restant daarvan is een rente verschuldigd van zes procent (6,00%) per jaar, te voldoen in maandelijkse termijnen vóór of op de eerste van iedere maand, voor het eerst vóór of op 1 augustus 2007 over het sedert heden verstreken tijdvak.

  2. De hoofdsom dient te worden terugbetaald uiterlijk op 31 december 2008. Gehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing is toegestaan, zonder dat boeterente is verschuldigd. Gedeeltelijke vervroegde aflossing dient te geschieden in ronde bedragen van éénduizend euro (€ 1.000,00) of een veelvoud daarvan.

  3. De hoofdsom of het restant daarvan is te allen tijde direct opeisbaar, zonder voorafgaande waarschuwing of ingebrekestelling, wanneer de schuldenaar surséance van betaling aanvraagt, in staat van faillissement wordt verklaard, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op haar van toepassing wordt verklaard, haar goederen geheel of gedeeltelijk in beslag worden genomen, wanneer zij overlijdt of emigreert, wanneer enige gemeenschap van goederen, waarin zij is gehuwd, mocht worden ontbonden, indien zij boedelafstand doet en in het algemeen bij overtreding of niet nakoming van enige verplichting jegens de schuldeiser.

  4. De uit deze schuldbekentenis voortvloeiende verbintenissen zijn ondeelbaar.

  5. Alle betalingen moeten geschieden op de wijze als de schuldeiser zal wensen, zonder korting of compensatie.

  6. De schuldenaar is op eerste verzoek van de schuldeiser verplicht zekerheid te stellen.

  7. Alle kosten welke de schuldeiser naar zijn oordeel moet maken tot uitoefening van zijn rechten en alle verdere kosten waartoe deze geldlening aanleiding mocht geven, alsmede de kosten dezer akte, zijn voor rekening van de schuldenaar.

2.4.

[B] heeft lening I niet uiterlijk 31 december 2007 noch op een later moment terugbetaald. De rente is jaarlijks bijgeschreven. Vanaf 2013 wordt rente berekend over de bijgeschreven rente. Belanghebbende heeft geen invorderingsmaatregelen getroffen. Volgens een overzicht van belanghebbende is de vordering op [B] uit hoofde van lening I per 31 december 2015 opgelopen tot € 971.280 (hoofdsom € 700.000 plus € 271.280 aan bijgeschreven rente).

2.5.

Per 31 december 2015 is volgens het hiervoor genoemde overzicht van belanghebbende de vordering op [B] uit hoofde van lening II opgelopen tot € 721.633.

2.6.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2016 aangifte Vpb gedaan van een verlies van € 911.977. Lening I is hierin met een bedrag van € 971.280 ten laste van de winst afgewaardeerd tot nihil. Ter zake van lening II is geen afwaardering in aanmerking genomen.

2.7.

Bij het vaststellen van de aanslag Vpb voor het jaar 2016 heeft de Inspecteur de afwaardering niet geaccepteerd en de belastbare winst (tevens belastbaar bedrag) vastgesteld op € 59.303. Daarbij is € 1.109 aan belastingrente in rekening gebracht.

2.8.

Het hiertegen gerichte bezwaar is ongegrond verklaard.

2.9.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Volgens de Rechtbank heeft belanghebbende, tegenover de betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat de vordering uit hoofde van lening I oninbaar is geworden. De Rechtbank heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat belanghebbende bij herhaling heeft gesteld dat zij nog steeds de verwachting heeft dat de lening na verkoop van onroerend goed, op de lange termijn zal worden afgelost. Verweerder heeft daarom terecht het standpunt ingenomen dat lening I op de balansdatum niet op een lagere dan de nominale waarde kan worden gesteld, aldus de Rechtbank.

3 Geschil

In geschil is of Lening I ten laste van de winst van het jaar 2016 kan worden afgewaardeerd tot nihil. Het geschil spitst zich toe op de vragen of in 2016 aanleiding bestaat voor een afwaardering van lening I en zo ja, of sprake is van een lening met een onzakelijk debiteurenrisico (onzakelijke lening) op grond waarvan een afwaardering niet ten laste van de winst kan worden gebracht.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing