Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1883, 19/01488

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1883, 19/01488

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 maart 2021
Datum publicatie
5 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1883
Formele relaties
Zaaknummer
19/01488

Inhoudsindicatie

In geschil is of voor de bepaling van de BPM de handelsinkoopwaarde uit de koerslijst nog verminderd moet worden in verband met de factor bijstelling dealersituatie en marktsituatie, en een hogere leeftijdskorting. En of voldoende rekening is gehouden met het schadeverleden.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/01488

uitspraakdatum: 2 maart 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

en het incidentele hoger beroep van

[X] h.o.d.n. [Y] te [Z], (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2019, nummer LEE 18/3322, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 1.373. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 57.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden belastingaanslag en beschikking gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 oktober 2019 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de bestreden naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 66 minus de extra leeftijdskorting over de periode tussen het doen van aangifte en het moment van registratie, de beschikking belastingrente vernietigd, de Inspecteur opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.4

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende beantwoord.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 8 december 2020 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft op 19 december 2015 in Duitsland een auto van het merk en type Ford Tourneo Connect Compact, VIN: [00000] (hierna: de auto), gekocht met als datum van eerste toelating in Frankrijk 22 juli 2015. De koopsom bedroeg € 9.500, exclusief 19% Duitse Mehrwertsteuer. De auto had op dat moment ongevalsschade.

2.2

Belanghebbende heeft blijkens het “Formulier t.b.v. BPM-aangifte” op 22 januari 2016 de auto laten keuren bij de Rijksdienst voor het wegverkeer (hierna: RDW) en een kenteken aangevraagd. De kilometerstand bedroeg op dat moment 14.584.

2.3

Het op 13 juni 2016 door belanghebbende ondertekende formulier van aangifte BPM ter zake van de registratie van het voertuig in het Nederlandse kentekenregister is door de Inspecteur ontvangen op 29 juni 2016.

2.4

De auto is aangegeven als “gebruikt”. Daarom is het ten tijde van de eerste toelating geldende BPM-tarief van € 5.109 als uitgangspunt genomen en is daarop - met toepassing van het bij de aangifte gevoegde taxatierapport van 13 juni 2016 - een vermindering van 91,634% toegepast, uitgaande van een handelsinkoopwaarde van de beschadigde auto van € 2.481 afgezet tegen een historische nieuwprijs van € 29.655. Deze handelsinkoopwaarde is berekend door op de inkoopwaarde in onbeschadigde staat ad € 14.028, zoals die blijkt uit de koerslijst van Eurotaxglass's (hierna: de koerslijst), de gecalculeerde herstelkosten ad € 11.747 in mindering te brengen en de uitkomst te vermeerderen met € 200 voor herstelde gebruikssporen. De verschuldigde BPM heeft belanghebbende aldus op € 427 (€ 5.109 -/- 91,634%) berekend, welk bedrag op 30 juni 2016 namens hem is voldaan.

2.5

De Inspecteur heeft de aangifte geselecteerd voor een nadere controle en daartoe is de staat van de auto op 6 juli 2016 beoordeeld door een medewerker van de Dienst Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ). DRZ heeft een rapport gemaakt (Onderzoek waardebepaling). DRZ heeft daarin dezelfde nieuwprijs ad € 29.655 gehanteerd. DRZ heeft daarbij voorts vastgesteld dat niet alle in het taxatierapport opgegeven schadeposten aanwezig waren, althans niet in de opgegeven omvang.

2.6

In het hiervoor - onder 2.5 - bedoelde rapport van DRZ is onder 5c Bevindingen/ opmerkingen t.a.v. de opgegeven waardevermindering – voor zover hier van belang – vermeld:

(…) Spuitwerkzaamheden niet benodigd;

- Portier LV, geen schade, foto 23,24

- Achterzijpaneel boven R, geen schade, foto 33 (…)

Onderdelen niet benodigd;

- Achterlicht buiten CPL L, geen schade, foto 9,10,11,12

- Zijpaneel links boven, reeds gestart met herstelwerkzaamheden, foto 13,14

- Zijpaneel links onder, reeds vervangen, foto 15”.

2.7

DRZ heeft een schade gecalculeerd van € 2.369, die volgens DRZ leidt tot een waardevermindering van € 1.850. De handelsinkoopwaarde van de auto is volgens DRZ € 15.150 (€ 17.000 - € 1.850).

2.8

De Inspecteur heeft vervolgens een handelsinkoopwaarde van € 12.178 (€ 14.028-/- € 1.850) aannemelijk geacht en, rekening houdend met extra leeftijdskorting tot 14 februari 2017, de verschuldigde BPM berekend op € 1.800. Daarbij is de koerslijstmethode gebruikt. De herrekende bruto BPM bedroeg € 3.612, waardoor de verschuldigde BPM met inachtneming van 41,917% afschrijving en rekening houdend met extra leeftijdskorting € 1.800 bedraagt. Omdat op aangifte reeds € 427 aan BPM was voldaan, is een naheffingsaanslag opgelegd van € 1.373.

2.9

Bij de naheffingsaanslag is tevens € 57 belastingrente in rekening gebracht.

2.10

Op 14 februari 2017 is de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister voltooid door de tenaamstelling van het kenteken [YY-000-Y] .

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In het principale hoger beroep is in geschil of de Inspecteur bij het opleggen van de bestreden naheffingsaanslag de juiste handelsinkoopwaarde, met inachtneming van de schade aan de auto, heeft gehanteerd en of er terecht belastingrente in rekening is gebracht.

3.2

De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend en belanghebbende ontkennend.

3.3

In het incidentele hoger beroep is in geschil of de handelsinkoopwaarde van de auto, zoals deze blijkt uit de koerslijst, nog moet worden verminderd met 5% in verband met de factor ‘bijstelling dealersituatie’ en met 10% in verband met de factor ‘bijstelling marktsituatie’, of er ruimte is voor een hogere extra leeftijdskorting, of de Inspecteur meer inzicht moet verschaffen in de onderbouwing van de 72%-norm en of het schadeverleden van de auto als zodanig tot verdere verlaging van de handelsinkoopwaarde moet leiden.

3.4

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend. De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de overige vragen ontkennend.

3.5

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar, en primair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1.096 en subsidiair tot een vermindering tot € 1.041, en dienovereenkomstige vermindering van de belastingrente. Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar, van de bestreden naheffingsaanslag en van de bestreden beschikking belastingrente.

3.6

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing