Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1894, 19/00271 en 19/00272

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1894, 19/00271 en 19/00272

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 maart 2021
Datum publicatie
12 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1894
Formele relaties
Zaaknummer
19/00271 en 19/00272

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00271 en 19/00272

uitspraakdatum: 2 maart 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (België) (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 februari 2019, nummers AWB 17/6715 en AWB 18/75, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [A] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2015 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 274.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2016 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 321,68.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de woning, per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 276.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2017 voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 320,99.

1.3.

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, de heffingsambtenaar veroordeeld tot het aan belanghebbende betalen van een vergoeding voor immateriële schade van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn, alsmede tot het vergoeden van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 265,34 (verletkosten € 240 en reiskosten € 25,34).

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2020. Ter zitting zijn de onderhavige twee zaken gezamenlijk behandeld met tien andere zaken - allemaal WOZ-objecten die zich in de [a-straat] bevinden - waarin belanghebbende optreedt als gemachtigde of indiener van het hogerberoepschrift, door het Hof geregistreerd onder de nummers 19/00512 tot en met 19/00521. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in 1997 gebouwde geschakelde (hoek)woning met garage (18 m²), aanbouw (15 m³) en tuinhuis. De woning heeft een inhoud van 412 m³. De perceeloppervlakte bedraagt 283 m².

2.2.

De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de taxatierapporten per waardepeildatum 1 januari 2015, respectievelijk 1 januari 2016 met bijbehorende taxatiematrices gedateerd op 2 mei 2018, opgesteld door taxateur [B] .

2.3.

De matrices vermelden onder andere de hierna volgende informatie:

Waardepeildatum 1-1-2015

[a-straat]

2

14

5

26

soort woning

geschakeld

geschakeld

geschakeld

drive-in

bouwjaar

1997

1997

1997

1999

inhoud

412 m³

412 m³

412 m³

365 m³

oppervlakte perceel

283 m²

171 m²

171 m²

591 m²

garage

18 m²

18 m²

18 m²

40 m²

aanbouw

15 m³

60 m³

ligging

6

6

6

6

KOUDV factoren

6

6

6

6

getaxeerde waarde

€ 274.000

transportdatum

2-2-2015

4-2-2014

1-4-2015

transactieprijs

€ 234.000

€ 240.000

€ 310.000

Waardepeildatum 1-1-2016

[a-straat]

2

9

26

27

soort woning

geschakeld

geschakeld

drive-in

drive-in

bouwjaar

1997

1997

1999

1999

inhoud

412 m³

412 m³

365 m³

365 m³

oppervlakte perceel

283 m²

170 m²

591 m²

446 m²

garage

18 m²

18 m²

40 m²

29 m²

aanbouw

15 m³

60 m³

125 m³

ligging

6

6

6

6

KOUDV factoren

6

6

6

6

getaxeerde waarde

€ 276.000

transportdatum

30-12-2016

1-4-2015

22-2-2016

transactieprijs

€ 249.000

€ 310.000

€ 310.000

2.4.

De woning is - belanghebbende staat een inpandige opname door de taxateur niet toe – via een geveltaxatie opgenomen.

2.5.

De woning is door belanghebbende in 2019 verkocht en in 2020 aan de nieuwe eigenaar geleverd. De koopsom bedroeg € 340.000. In verband met de verkoop is de fotoreportage, met onder andere foto's van de binnenzijde van de woning, ook voor de heffingsambtenaar beschikbaar gekomen.

2.6.

Met ingang van 26 juli 2017 is de eenmanszaak onder de handelsnaam: " [C] " ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De activiteiten staan omschreven als: "Belastingconsulenten. Advies op het gebied van WOZ waarde." Belanghebbende staat sinds de genoemde datum ingeschreven als eigenaar.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2015 (hierna: belastingjaar 2016) en 1 januari 2016 (hierna: belastingjaar 2017).

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarden en de aanslagen. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn standpunt in hoger beroep erop gewezen dat de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald volgens de vergelijkingsmethode. Dit systeem is volgens hem niet bruikbaar omdat elk huis uniek is. Volgens belanghebbende had daarom de Wet op de Grondbelasting - een voorloper van de Wet WOZ - in stand moeten blijven. Daarnaast kunnen de beschikkingen niet in stand blijven daar de heffingsambtenaar volgens belanghebbende algemene beginselen van behoorlijk bestuur - belanghebbende noemt: het beginsel van fair-play, het zorgvuldigheids-, gelijkheids- en het 'ne bis in idem'-beginsel - heeft geschonden. Onder verwijzing naar de uitspraak van dit Hof van 5 september 2017, nr. 16/00910, ECLI:NL:GHARL:2017:7658, waarin het Hof de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2014 in goede justitie heeft vastgesteld op € 252.000, bepleit belanghebbende voor het belastingjaar 2016 een waarde van € 252.000 en voor het belastingjaar 2017 een waarde van € 254.000.

3.3.

De heffingsambtenaar bepleit dat zowel de vastgestelde waarde van € 274.000 (belastingjaar 2016) als € 276.000 (belastingjaar 2017) niet te hoog is. Ter onderbouwing verwijst hij naar de bijgevoegde taxatierapporten met bijbehorende matrices. Hij is van mening dat de referentieobjecten ten aanzien van de objectkenmerken goed vergelijkbaar zijn met het onderhavige object. Weliswaar bestaan er enkele verschillen tussen de referentieobjecten en het onderhavige object maar daarmee is bij de waardering rekening gehouden, aldus de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar concludeert in het incidentele hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissing omtrent de proceskosten.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing