Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1904, 19/00521

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1904, 19/00521

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 maart 2021
Datum publicatie
12 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1904
Formele relaties
Zaaknummer
19/00521

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00521

uitspraakdatum: 2 maart 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (België) (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 maart 2019, nummer AWB 18/4053, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking Rivierenland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [A] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 283.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2018 (hierna: OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 355,17.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2020. Ter zitting is de onderhavige zaak gezamenlijk behandeld met elf andere zaken - allemaal WOZ-objecten die zich in de [a-straat] bevinden - door het Hof geregistreerd onder de nummers 19/00271, 19/00272 en 19/00512 tot en met 19/00520. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in 1997 gebouwde geschakelde (hoek)woning met garage (18 m²), aanbouw (15 m³) en tuinhuis. De woning heeft een inhoud van 412 m³. De perceeloppervlakte bedraagt 283 m².

2.2.

De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar het taxatierapport per waardepeildatum 1 januari 2017 met bijbehorende taxatiematrix gedateerd op 21 november 2018, opgesteld door taxateur [B] .

2.3.

De matrix vermeldt onder andere de hierna volgende informatie:

Waardepeildatum 1-1-2017

[a-straat]

2

9

16

10

14

soort woning

geschakeld

geschakeld

geschakeld

geschakeld

geschakeld

bouwjaar

1997

1997

1997

1997

1997

inhoud

412 m³

412 m³

412 m³

412 m³

412 m³

oppervlakte perceel

283 m²

170 m²

170 m²

170 m²

171 m²

garage

18 m²

18 m²

18 m²

18 m²

18 m²

aanbouw

15 m³

ligging

6

6

6

6

6

getaxeerde waarde

€ 283.000

transportdatum

30-12-2016

1-6-2017

1-11-2016

4-8-2017

transactieprijs

€ 249.000

€ 230.000

€ 219.000

€ 259.500

Kwaliteit

6

6

6

6

6

Onderhoud

6

6

5

5

6

Uitstraling

6

6

6

6

6

Doelmatigheid

6

6

6

6

6

Voorzieningen

6

6

5

5

7

2.4.

De woning is - belanghebbende staat een inpandige opname door de taxateur niet toe - via een geveltaxatie opgenomen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2017 (hierna: belastingjaar 2018).

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn standpunt in hoger beroep erop gewezen dat de heffingsambtenaar de waarde heeft bepaald volgens de vergelijkingsmethode. Dit systeem is volgens hem niet bruikbaar omdat elk huis uniek is. Volgens belanghebbende had daarom de Wet op de Grondbelasting - voorloper van de Wet WOZ - in stand moeten blijven. Daarnaast kan de beschikking niet in stand blijven daar de heffingsambtenaar volgens belanghebbende algemene beginselen van behoorlijk bestuur - belanghebbende noemt: het beginsel van fair-play, het zorgvuldigheids-, gelijkheids- en het 'ne bis in idem'-beginsel - heeft geschonden. Onder verwijzing naar de uitspraak van dit Hof van 5 september 2017, nr. 16/00910, ECLI:NL:GHARL:2017:7658, bepleit belanghebbende dat voor het belastingjaar 2018 de vastgestelde waarde van € 283.000 moet worden verminderd met een bedrag van € 32.000 dan wel € 35.000.

3.3.

De heffingsambtenaar bepleit dat de vastgestelde waarde van € 283.000 niet te hoog is en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Ter onderbouwing verwijst hij verder naar het bijgevoegde taxatierapport met bijbehorende matrix. Hij is van mening dat de referentieobjecten ten aanzien van de objectkenmerken goed vergelijkbaar zijn met het onderhavige object. Weliswaar bestaan er enkele verschillen tussen de referentieobjecten en het onderhavige object maar daarmee is bij de waardering rekening gehouden, aldus de heffingsambtenaar.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing