Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1905, 20/00576 t/m 20/00589

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1905, 20/00576 t/m 20/00589

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 maart 2021
Datum publicatie
12 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1905
Zaaknummer
20/00576 t/m 20/00589

Inhoudsindicatie

MRB. Schorsing kenteken auto’s. Gebruik van de weg. De auto’s stonden geparkeerd op een niet afgesloten, voor eenieder toegankelijk parkeerterrein. Dit parkeerterrein behoort tot een voor het openbaar rijverkeer openstaande weg. Naheffingstijdvak. Geen mogelijkheid tot tegenbewijs.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 20/00576 tot en met 20/00589

uitspraakdatum: 2 maart 2021

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen te Apeldoorn (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 maart 2020, nummers AWB 19/5805, 19/5858, 19/5864, 19/5869, 19/5874, 19/5878, 19/5881, 19/5884, 19/5886, 19/5888, 19/5889, 19/5890, 19/5893 en 19/5894, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn veertien naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd. Bij beschikkingen zijn veertien boetes opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren tegen de nageheven motorrijtuigenbelasting ongegrond verklaard. De Inspecteur heeft dertien boetes vernietigd en één boete (kenmerk Hof: 20/00576) verminderd tot € 51.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de naheffingsaanslagen verminderd. Het beroep tegen de boete heeft de Rechtbank ongegrond verklaard.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 19 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was volgens de registratie in het kentekenregister op 25 januari 2019 houder van de in onderdeel 2.3. van deze uitspraak vermelde veertien personenauto’s (hierna: de auto’s). Op dat tijdstip was op verzoek van belanghebbende de tenaamstelling in het kentekenregister op grond van artikel 67 van de Wegenverkeerswet 1994 voor de auto’s geschorst. Vier van de auto’s zijn vóór 1 januari 1988 voor het eerst in gebruik genomen (hierna: de oldtimers). Dat betreft de auto’s 1, 3, 8 en 10 in het overzicht.

2.2.

Op 25 januari 2019 is geconstateerd dat de auto’s geparkeerd stonden op een parkeerterrein aan de [a-straat] te [Z] . Naar aanleiding hiervan heeft de RDW de schorsing van de auto’s beëindigd.

2.3.

De Inspecteur heeft vervolgens op 1 juli 2019 op grond van artikel 35 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) veertien naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (hierna ook: MRB) aan belanghebbende opgelegd, telkens over een periode van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin 25 januari 2019 is gelegen. Het totaal van de nageheven belasting bedraagt € 11.569. Daarnaast heeft de Inspecteur veertien verzuimboetes opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen gehandhaafd en, vanwege de financiële omstandigheden van belanghebbende, één boete verminderd tot € 51(auto 1; kenmerk Hof: 20/00576) en de overige dertien boetes vernietigd. Het betreft de volgende naheffingsaanslagen:

Auto

Kenmerk

Hof

Kenmerk

Rechtbank

Aanslag

Nummer

Kenteken

1e toelating

MRB

Boete

Totaal

1

20/576

19/5805

90001

[nummer1]

1986

516

51

567

2

20/577

19/5858

90002

[nummer2]

1995

891

0

891

3

20/578

19/5864

90003

[nummer3]

1987

231

0

231

4

20/579

19/5869

90004

[nummer4]

2006

515

0

515

5

20/580

19/5874

90005

[nummer5]

1992

856

0

856

6

20/581

19/5878

90006

[nummer6]

1999

944

0

944

7

20/582

19/5881

90007

[nummer7]

2005

1.561

0

1.561

8

20/583

19/5884

90008

[nummer8]

1986

270

0

270

9

20/584

19/5886

90009

[nummer9]

2003

1.344

0

1.344

10

20/585

19/5888

90010

[nummer10]

1985

225

0

225

11

20/586

19/5889

90011

[nummer11]

1994

1.460

0

1.460

12

20/587

19/5890

90012

[nummer12]

2002

1.009

0

1.009

13

20/588

19/5893

90013

[nummer13]

2001

753

0

753

14

20/589

19/5894

90014

[nummer14]

2002

994

0

994

11.569

51

11.620

2.4.

Voor de oldtimers heeft de Inspecteur in februari/maart 2019 belasting geheven naar het tarief van artikel 84a van de Wet. De geheven motorrijtuigenbelasting heeft betrekking op het gehele jaar 2019 en bedraagt € 118 (auto 1), € 57 (auto 3), € 74 (auto 8) en € 57 (auto 10). Totaal derhalve € 306.

2.5.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat het parkeerterrein waarop de auto’s op 25 januari 2019 stonden geparkeerd, behoort tot de weg als bedoeld in artikel 5 van de Wet en artikel 68 van de Wegenverkeerswet 1994. Het gebruik van die weg, waartoe ook parkeren behoort, leidt tot beëindiging van de schorsing en geeft de Inspecteur op grond van artikel 35 van de Wet de bevoegdheid motorrijtuigenbelasting na te heffen. Het andersluidende standpunt van belanghebbende is daarom door de Rechtbank verworpen. De Rechtbank heeft daarnaast geoordeeld dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat hij vóór 2 januari 2019 geen gebruik heeft gemaakt van de weg omdat de auto’s tot die dag op een door belanghebbende gehuurd afgesloten parkeerterrein in Utrecht stonden. Omdat vanwege dit bewijsoordeel niet kan worden gezegd dat de Inspecteur in bewijsnood heeft verkeerd, dient de periode waarover motorrijtuigenbelasting kan worden nageheven, in afwijking van de wettelijke fictie, te worden beperkt tot de periode vanaf 2 januari 2019. De Rechtbank heeft de naheffingsaanslagen daarom dienovereenkomstig verminderd. Het beroep tegen de verzuimboete heeft de Rechtbank ongegrond verklaard.

3 Geschil en standpunten

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

3.2.

Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 oktober 2013, nr. 11/04730 (ECLI:NL:HR:2013:973; hierna: het arrest van 25 oktober 2013), betoogt de Inspecteur dat voor de hoogte van de na te heffen motorrijtuigenbelasting niet van belang is of en in welke mate met de auto’s voorafgaand aan het tijdstip van feitelijke constatering (op 25 januari 2019) van de weg gebruik is gemaakt. De Rechtbank had de naheffingsaanslagen daarom niet mogen beperken tot de periode vanaf 2 januari 2019. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraken op bezwaar.

3.3.

Belanghebbende handhaaft in verweer zijn bij de Rechtbank ingenomen standpunt dat de auto’s niet waren geparkeerd op de weg zodat geen sprake is geweest van handelen in strijd met de schorsingsvoorwaarden. Daarnaast voert belanghebbende aan dat de Rechtbank terecht het naheffingstijdvak heeft beperkt tot de periode vanaf 2 januari 2019. Ook moet volgens belanghebbende rekening worden gehouden met de omstandigheid dat een vier auto’s oldtimers zijn en dat voor die auto’s in de loop van het jaar 2019 alsnog motorrijtuigenbelasting is voldaan. Desgevraagd heeft belanghebbende verklaard dat de boete niet in geschil is. Omdat belanghebbende geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen zijn standpunten er niet toe leiden dat de naheffingsaanslagen op een lager bedrag worden vastgesteld dan de Rechtbank heeft gedaan.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing