Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1906, 20/00495 t/m 20/00498 (W200.288.041)

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1906, 20/00495 t/m 20/00498 (W200.288.041)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 maart 2021
Datum publicatie
12 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:1906
Zaaknummer
20/00495 t/m 20/00498 (W200.288.041)

Inhoudsindicatie

Wrakingsverzoek. Procedurele beslissing. Verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

beslissing

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

W rakingskamer

Locatie Arnhem

Wrakingsnummer W200.288.041/01

Datum beslissing: 2 maart 2021

Beslissing van de wrakingskamer

op het verzoek tot wraking, gedaan door

[X] te [Z] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld in de zaken die bij de belastingkamer van het Hof zijn ingeschreven onder de nummers 20/00495 tot en met 20/00498.

1.2. Verzoeker en zijn wederpartij zijn uitgenodigd het onderzoek ter zitting van voormelde zaken op 20 januari 2021 om 11:00 uur in het gerechtsgebouw te Arnhem bij te wonen.

1.3. Bij brief van 4 januari 2021, bij de wrakingskamer ingekomen op 6 januari 2021, heeft verzoeker verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling op 20 januari 2021. In hetzelfde geschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van de behandelend raadsheren mr. R.A.V. Boxem, mr. J.W. Keuning en mr. W.A.P. van Roij.

1.4. De raadsheren van wie om wraking is verzocht hebben te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord.

1.5. De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op 18 februari 2021. De griffier van de wrakingskamer heeft verzoeker bij aangetekend verzonden brief van 28 januari 2021 uitgenodigd om te worden gehoord op 18 februari 2021 om 09:00 uur te Arnhem en heeft daarbij gewezen op de mogelijkheid om de zitting bij te wonen door middel van een telefonische verbinding of via beeldbellen. Uit informatie van Track & Trace van PostNL blijkt dat deze uitnodiging op 29 januari 2021 is afgeleverd op het bij de wrakingskamer bekende adres van verzoeker, zijnde [a-straat 1] , [Z] . Verzoeker is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De raadsheren zijn, zoals aangekondigd, evenmin bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek verschenen.

2 Beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1.

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

“Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.”

2.2.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer HR 21 september 2010, nr. 19/00171, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en HR 19 december 2014, nrs. 14/04896 t/m 14/04899, ECLI:NL:HR:2014:3625).

2.3.

Aan het wrakingsverzoek ligt ten grondslag dat verzoeker zich niet veilig voelt in het Paleis van Justitie te Arnhem, hetgeen wordt veroorzaakt door de huidige coronapandemie. Daarnaast ziet verzoeker op tegen de reis naar Arnhem, die volgens hem niet zonder risico’s is. Alleen de stress van de reis is volgens verzoeker al levensgevaarlijk omdat hij in het openbaar vervoer geen enkele kans heeft om besmetting te voorkomen. Als hij besmet raakt, is hij ten dode opgeschreven, aldus verzoeker. Om deze redenen heeft verzoeker verzocht om de zitting uit te stellen tot hij veilig en gevaccineerd de zitting bij kan wonen. Verzoeker ziet zich genoodzaakt een wrakingsverzoek in te dienen omdat de raadsheren volgens hem zijn veiligheid, zijn rechten en zijn leven in gevaar wensen te brengen.

2.4.

De wrakingskamer stelt voorop dat het tijdstip en de locatie van een zitting en de wijze waarop deze wordt gehouden beslissingen zijn met een procedureel karakter. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van procedurele beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel dan ook geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, nr. 18/02675, ECLI:NL:HR:2018:1413).

2.5.

Verzoeker heeft verzocht om uitstel van de zitting van 20 januari 2021 en heeft gelijktijdig verzocht om de wraking van de raadsheren. Het had naar het oordeel van de wrakingskamer op de weg van verzoeker gelegen om de reactie van de raadsheren op zijn verzoek om uitstel af te wachten en niet gelijktijdig met dat verzoek al een verzoek om wraking in te dienen. Nu verzoeker heeft nagelaten die reactie af te wachten, kan bij hem op geen enkele wijze de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid zijn gewekt. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.

3 De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van de raadsheren mr. R.A.V. Boxem, mr. J.W. Keuning en mr. W.A.P. van Roij af.

Aldus gedaan te Arnhem door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. G. Mintjes en mr. M.L. van der Bel, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2021.

(E.D. Postema) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 maart 2020.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (Artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).