Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2186, 19/01068 t/m 19/01071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2186, 19/01068 t/m 19/01071

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 maart 2021
Datum publicatie
19 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2186
Formele relaties
Zaaknummer
19/01068 t/m 19/01071

Inhoudsindicatie

LH. Is belanghebbende inhoudingsplichtige? Vergrijpboetes.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01068 tot en met 19/01071

uitspraakdatum: 9 maart 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 juni 2019, nummers AWB 18/4169, 18/4170, 18/4171 en 18/4173, ECLI:NL:RBGEL:2019:2807, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd over de tijdvakken

1 januari 2014 tot en met 31 januari 2014 (hierna: naheffingsaanslag I), 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 (hierna: naheffingsaanslag II), 1 januari 2015 tot en met 30 juni 2015 (hierna: naheffingsaanslag III) en 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 (hierna: naheffingsaanslag IV). Bij beschikkingen is belastingrente berekend en zijn boeten opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover gericht tegen de boetebeschikking bij de naheffingsaanslag II (hierna: boetebeschikking II) en bij de naheffingsaanslag IV (hierna: boetebeschikking IV) van 26 respectievelijk 27 oktober 2017, de betreffende uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd en de boetebeschikking II verminderd tot € 326 en de boetebeschikking IV vernietigd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verzoek ingediend, waarin hij voor bepaalde stukken, dan wel passages in stukken, het standpunt inneemt dat kennisneming van deze stukken dan wel passages is voorbehouden aan het Hof, als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

1.6.

De geheimhoudingskamer van het Hof heeft, na een onderzoek ter zitting op digitale wijze (via beeldbellen) op 10 september 2020, bij beslissing van 29 september 2020 beslist dat een aantal door de Inspecteur aangebrachte beperkingen van de kennisneming in het (concept) controlerapport gerechtvaardigd zijn.

1.7.

De Inspecteur heeft naar aanleiding van de zitting van de geheimhoudingskamer bij brief

van 16 september 2020 de stukken – ontdaan van de niet gerechtvaardigde beperkingen zoals bepaald op die zitting – aan de gemachtigde en het Hof doen toekomen.

1.8.

Belanghebbende heeft bij brief van 1 oktober 2020 aan het Hof bericht erin toe te stemmen dat het Hof uitspraak doet mede op de grondslag van de stukken waarvoor de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze (via beeldbellen) plaatsgevonden op 28 januari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze beslissing is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is op 17 mei 2013 opgericht door [A] (hierna: [A] ). [A] was tot 1 januari 2017 enig bestuurder. Hij vervulde de functies van voorzitter, secretaris en penningmeester en was zelfstandig bevoegd namens belanghebbende op te treden.

2.2.

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de exploitatie van een zorgbureau.

2.3.

Vanaf 1 januari 2014 heeft belanghebbende personeel in dienst en opgenomen in de loonadministratie. Belanghebbende heeft voor verrichte werkzaamheden betalingen gedaan aan [B] , (hierna: [B] ), [C] (hierna: [C] ) en [D] (hierna: [D] ; hierna gezamenlijk ook te noemen: de drie vermeende werknemers).

2.4.

In november 2016 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Het boekenonderzoek was gericht op de loonheffingen over het tijdvak 17 mei 2013 tot en met 30 juni 2016 en de belastingplicht voor de vennootschapsbelasting, waarbij meer specifiek werd onderzocht of sprake is van een zogenoemde transparante stichting voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting.

2.5.

In het concept controlerapport van 17 mei 2017 heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting als transparant moet worden aangemerkt. Verder concludeert de Inspecteur dat de drie vermeende werknemers als werknemers van belanghebbende in de zin van de loonheffingen moeten worden aangemerkt. Er zijn ter zake correctieverplichtingen/naheffingsaanslagen opgelegd.

2.6.

Bij e-mail van 5 september 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende ervan in kennis gesteld dat ten onrechte in het concept controlerapport niet is vermeld dat er vergrijpboeten van 25% van de boetegrondslagen zullen worden opgelegd. Belanghebbende wordt grove schuld verweten.

2.7.

Op 26 en 27 oktober 2017 zijn overeenkomstig het definitieve controlerapport van 7 september 2017 de naheffingsaanslagen II en IV met boete- en belastingrentebeschikkingen opgelegd.

2.8.

Op grond van door belanghebbende naar aanleiding van het controlerapport ingediende correctieberichten zijn op 19 januari 2018 de naheffingsaanslagen I en III met boete- en belastingrentebeschikkingen opgelegd.

2.9.

Bij brief van 11 februari 2019 heeft belanghebbende verzocht om een betalingsregeling voor openstaande belastingschulden.

2.10.

Na de uitspraak van de Rechtbank resteren nog boeten opgelegd bij naheffingsaanslag I van € 491 (ziet op betalingen aan [C] en [B] ), naheffingsaanslag II van € 326 (ziet op betalingen aan [D] ) en naheffingsaanslag III van € 3.155 (ziet op betalingen aan [C] en [B] ).

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag voor de naheffingsaanslagen I tot en met III, - de naheffingsaanslag IV ziet niet op de drie vermeende werknemers - ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Als het gelijk aan de Inspecteur is, pleit belanghebbende voor een verdere matiging van de opgelegde boeten op grond van financiële omstandigheden. De cijfermatige uitwerking van de naheffingsaanslagen is niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing