Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2194, 20/00005

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2194, 20/00005

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 maart 2021
Datum publicatie
19 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2194
Zaaknummer
20/00005

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00005

uitspraakdatum: 9 maart 2021

Uitspraak van de vierentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 november 2019, nummer UTR 18/4581, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Soest (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 291.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2018 (hierna: de aanslag) vastgesteld op € 250.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via beeldbellen op 11 februari 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende haar gemachtigde mr. [A] en namens de heffingsambtenaar [B] en taxateur [C] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in 1911 gebouwde, vrijstaande woning inclusief aanbouw met een inhoud van 293m³, een berging uit 2002 van 10m², een carport en een tuinhuis op een perceel van 1.000 m².

2.2.

De woning is met de auto alleen te bereiken via de [b-straat] , te voet en met de fiets ook via de [c-straat] . De woning is omringd door bebouwing, waaronder bedrijfsgebouwen. De bestemming is ‘wonen’. Naastgelegen kavels hebben een bedrijfsbestemming. De bovenverdieping van de woning is vanuit de benedenverdieping te bereiken via twee opgangen, waarvan één met een vaste trap en één met een vlizotrap. De bovenruimten zijn niet onderling met elkaar verbonden.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de woning.

3.2.

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de beschikking tot een waarde van € 251.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. Zij beschouwt de ligging, de uitstraling en de doelmatigheid van de woning als waardedrukkende factoren zodanig dat de vastgestelde waarde met € 40.000 moet worden verlaagd.

3.3.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Hij stelt dat de vastgestelde waarde is ontleend aan verkoopprijzen van referentieobjecten. Hij beschouwt de ligging en de doelmatigheid van de woning als waardedrukkende factoren, de uitstraling niet. Volgens de heffingsambtenaar is het waardeverminderend effect van de ligging en de doelmatigheid voldoende verdisconteerd in de vastgestelde waarde.

3.4.

Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing