Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2195, 20/00093

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2195, 20/00093

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 maart 2021
Datum publicatie
19 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2195
Zaaknummer
20/00093

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00093

uitspraakdatum: 9 maart 2021

Uitspraak van de vierentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 december 2019, nummer AWB 19/125, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 69 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 225.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2018 (hierna: de aanslag) vastgesteld op € 269,77.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via beeldbellen op 11 februari 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende zijn gemachtigde mr. [A] en namens de heffingsambtenaar [B] , taxateur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een in 1988/1989 gebouwde, helft van een dubbele woning met een inhoud van 406m³ en een aangebouwde garage van 24m² op een perceel van 250 m².

2.2.

Belanghebbende heeft de woning op 30 november 2015 gekocht voor een koopprijs van € 220.000. De woning is op 2 februari 2016 aan hem geleverd. In 2016 zijn een nieuwe cv-ketel, badkamer en keuken geplaatst, zijn openslaande tuindeuren aangebracht, is het buitenwerk geschilderd en is de tuin vernieuwd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de woning.

3.2.

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de beschikking tot een waarde van € 195.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag. Hij baseert zich hierbij, naar ter zitting van het Hof is verklaard, op de koopsom, verhoogd met een prijsstijging voor het tijdsverloop naar waardepeildatum van € 5.000 en verlaagd met een bedrag van € 30.000 vanwege niet in de koopsom verdisconteerde houtstookoverlast van de overburen ( [a-straat] 64).

3.3.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Het ontbreekt volgens de heffingsambtenaar aan feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de door belanghebbende betaalde prijs niet de waarde van dat moment weergeeft. De heffingsambtenaar stelt voorts dat de door belanghebbende betaalde prijs correspondeert met de verkoopprijzen van de referentie-objecten. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de heffingsambtenaar bij het verweerschrift in eerste aanleg een taxatierapport overgelegd.

3.4.

Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van de partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing