Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2551, 20/00392

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2551, 20/00392

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 maart 2021
Datum publicatie
26 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2551
Formele relaties
Zaaknummer
20/00392

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00392

uitspraakdatum: 16 maart 2021

Uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 januari 2020, nummer UTR 19/2441, ECLI:NL:RBMNE:2020:209, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordoostpolder (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 7-2 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2018 en voor het jaar 2019 vastgesteld op € 367.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 537,28.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De heffingsambtenaar heeft een conclusie van dupliek ingezonden. Belanghebbende heeft diverse nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting (digitaal) heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [B] (taxateur). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een in 1956 gebouwde vrijstaande woonboerderij met bijgebouwen. De inhoud van de woning bedraagt 936 m³ en het perceel is 7.666 m² groot. Van het perceel is 4.230 m² als cultuurgrond aangemerkt die bij de waardering buiten beschouwing is gelaten. Het te waarderen perceel is derhalve 3.436 m² groot.

2.2.

In de directe nabijheid, op 138 meter ten zuid-oosten van de onroerende zaak, staat een windmolen.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 9 februari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2018 en voor het jaar 2019 vastgesteld op € 367.000. Belanghebbende heeft daartegen pro forma bezwaar ingediend. Belanghebbende heeft op 27 maart 2019 Kosteloosbezwaar.nl (hierna: de gemachtigde) gemachtigd om de bezwaarprocedure namens hem te voeren. Op 4 maart 2019 heeft de gemachtigde het bezwaar gemotiveerd. In het gemotiveerde bezwaarschrift verzoekt de gemachtigde de heffingsambtenaar hem telefonisch te horen indien deze voornemens is het bezwaar geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

2.4.

Bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar is onder meer op genomen:

“Hoorzitting

Op uw verzoek heeft er op 14 mei 2019 een telefonische hoorzitting plaatsgevonden.

Hieraan namen deel de heer [C] en mevrouw [D] namens de gemeente Noordoostpolder en de heer [E] namens uw bedrijf. De heer [E] heeft één aanvulling op het bezwaarschrift en noemt het verkoopcijfers aan de [b-straat] 6 in [F] . Dit pand heeft een inhoud van 1.200 m3 en is verkocht voor € 365.000,-.”

2.5.

De gemachtigde heeft na de bezwaarfase geen rechtsbijstand meer verleend. Belanghebbende heeft zelf een beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend. Belanghebbende staat een WOZ-waarde voor van € 246.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing