Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2876, 19/01370

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2876, 19/01370

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 maart 2021
Datum publicatie
2 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2876
Formele relaties
Zaaknummer
19/01370

Inhoudsindicatie

Wfsv. Gedifferentieerde premie Werkhervattingskas.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/01370

uitspraakdatum: 23 maart 2021

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Hoorn (hierna: de Inspecteur)

en het incidentele hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 september 2019, nummer LEE 18/3809, ECLI:NL:RBNNE:2019:3828, in het geding tussen de Inspecteur en belanghebbende

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (hierna: de beschikking) naar een premiepercentage van 8,11% afgegeven.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het premiepercentage tot 7,90% verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank NoordNederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de Inspecteur opgedragen binnen vier weken nadat de uitspraak van de Rechtbank gezag van gewijsde heeft gekregen, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van die uitspraak.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 10 februari 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is actief in de uitzendbranche. Zij contracteert onder meer werknemers met de status van uitzendkracht op basis van een uitzendcontract met uitzendbeding. Bij ziekte van dergelijke werknemers eindigt hun dienstbetrekking van rechtswege1 en hebben zij recht op een uitkering op grond van de Ziektewet (hierna: ZW).

2.2.

[A] (hierna: [A] ) en [B] (hierna: [B] ) zijn (voormalige) werknemers van belanghebbende.

2.3.1.

[A] heeft op 19 april 2011 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) aangevraagd. Bij brief van 9 juni 2011 is per 21 april 2011 (hierna: de datum van weigering) toekenning van een WIA-uitkering aan [A] geweigerd, omdat [A] minder dan 35% arbeidsongeschikt was.

2.3.2.

[A] is per 15 juli 2013 in dienst getreden bij belanghebbende (hierna: de eerste dienstbetrekking) en per 1 oktober 2015 ziek uit dienst gemeld (hierna: de eerste ziekteperiode). Per 6 juni 2016 is [A] weer in dienst getreden bij belanghebbende (hierna: de tweede dienstbetrekking). [A] is vervolgens per 1 oktober 2016 uit dienst gegaan en heeft zich ziek gemeld per 4 oktober 2016 (hierna: de tweede ziekteperiode). [A] heeft in beide ziekteperioden ZW-uitkeringen toegekend en uitbetaald gekregen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV).

2.4.1.

[B] is bij belanghebbende ziek uit dienst gegaan op 8 december 2014. Met dagtekening 21 december 2015 is aan belanghebbende een kopie toegezonden van de eveneens met die dagtekening aan [B] toegezonden toekenningsbeslissing van een ZW-uitkering. In die beslissing heeft het UWV 8 december 2014 als de eerste dag van ziekte vastgesteld.

2.4.2.

Met dagtekening 3 november 2016 is aan belanghebbende een kopie toegezonden van de aan [B] toegezonden toekenningsbeslissing van een Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (hierna: WGA-uitkering). Belanghebbende heeft bij brief van 8 mei 2018 bezwaar aangetekend tegen die toekenningsbeslissing. Bij brief van 7 augustus 2018 heeft de Raad van Bestuur van het UWV dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de hoogte van het premiepercentage. Meer in het bijzonder is in geschil of ter zake van [A] (principaal hoger beroep) en [B] (incidenteel hoger beroep) terecht en tot de juiste hoogte WGA- en ZW-lasten aan belanghebbende zijn toegerekend.

3.2.

Bij brief aan het Hof van 8 februari 2021 heeft de Inspecteur zijn standpunten met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling tussen het UWV en de inspecteur en met betrekking tot de aan belanghebbende ter zake van [C] toegerekende lasten ingetrokken. Ter zitting heeft de Inspecteur hieraan toegevoegd dat hij zijn standpunt met betrekking tot de aan belanghebbende ter zake van [D] toegerekende lasten intrekt. Daarmee is de uitspraak van de Rechtbank over deze punten niet meer in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing