Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2879, 20/00494

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2879, 20/00494

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 maart 2021
Datum publicatie
2 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2879
Formele relaties
Zaaknummer
20/00494

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Vermogensetikettering onroerende zaak.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummer 20/00494

uitspraakdatum: 23 maart 2021

nummer /

Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 18 februari 2020, nummer AWB 19/1730, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.332 (hierna: de aanslag). Bij beschikking is € 527 aan belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar is het bezwaar gegrond verklaard, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.600 en de beschikking dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.319 en een proceskostenvergoeding toegekend van (1 uur x € 82 =) € 82.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 9 maart 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft in de vorm van een eenmanszaak een onderneming. De handelsnaam is ‘ [A] ’ (hierna: de adviespraktijk).

2.2.

Volgens de Basisregistratie Personen heeft belanghebbende tot 7 juli 2014 op de [a-straat] 16 te [B] gewoond. Het betreft een tweekamerappartement.

2.3.

Belanghebbende heeft volgens de Basisregistratie Personen van 7 juli 2014 tot 31 december 2014 op het adres [b-straat] 2a te [C] (hierna: de onroerende zaak) gewoond.

2.4.

Vanaf 31 december 2014 is volgens de Basisregistratie Personen het woonadres van belanghebbende [c-straat] 44-7 te [D] . Dit driekamerappartement is op 30 september 2014 gekocht voor een bedrag van € 173.000. Volgens ‘company.info’ is de adviespraktijk per 6 januari 2015 gevestigd op het adres [d-straat] 44-7 te [D] .

2.5.

De onroerende zaak is gezamenlijk eigendom (ieder voor de onverdeelde helft) van belanghebbende en diens ex-partner. In de aangiften IB/PVV over de jaren tot en met 2009 heeft belanghebbende zijn (aandeel in de) onroerende zaak tot het privévermogen gerekend.

2.6.

Het Hof heeft in procedures IB/PVV 2010 en 2011 de Inspecteur gevolgd in zijn standpunt dat de onroerende zaak tot het privévermogen moet worden gerekend (uitspraak van 21 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2314). Het tegen deze uitspraak ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad op 20 oktober 2017 met toepassing van artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie ongegrond verklaard (ECLI:NL:HR:2017:2672).

2.7.

Op de balans per ultimo 2014 is de onroerende zaak voor een bedrag van € 337.947 opgenomen.

3 Het geschil

In geschil is of de aanslag en de beschikking te hoog zijn vastgesteld. Meer specifiek is in geschil of de onroerende zaak als ondernemingsvermogen kan worden geëtiketteerd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend. Verder is in geschil of de Rechtbank de proceskostenvergoeding terecht heeft berekend op (1 uur x € 82 =) € 82. Belanghebbende staat een bedrag van (4 uur x € 82 =) € 328 voor.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing