Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2914, 19/01003

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2914, 19/01003

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 maart 2021
Datum publicatie
2 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2914
Formele relaties
Zaaknummer
19/01003

Inhoudsindicatie

Woz tussenwoning; objectafbakening. Het ontbreken van een uitspraakdatum leent zich niet voor een hersteluitspraak. Het hof vernietigt daarom de uitspraak van de rechtbank. Vier verderop gelegen garageboxen en tussenwoning terecht niet als één onroerende zaak aangemerkt. Waarde tussenwoning niet te hoog vastgesteld.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 19/01003

uitspraakdatum: 30 maart 2021

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, nummer Awb 18/1360, waarvan op 16 juli 2019 aan partijen afschriften zijn verzonden, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2018 vastgesteld op € 216.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voor het jaar 2018 de aanslagen in de onroerendezaakbelasting en in de watersysteemheffing gebouwd vastgesteld waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.

1.5.

Partijen hebben nadere stukken ingezonden.

1.6.

Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn van twee weken laten weten dat zij dat wensten. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een tussenwoning, bouwjaar 1961, met een berging. De inhoud van de woning is circa 334 m³ en de kaveloppervlakte is 197 m².

2.2.

Belanghebbende is tevens eigenaar van vier garageboxen, die zijn gelegen achter de aan de overzijde van de onroerende zaak gelegen woningen. Deze garageboxen maken deel uit van een complex van 34 garageboxen, zijn op andere kadastrale percelen gelegen dan de onroerende zaak en zijn afzonderlijk van elkaar te verkopen. De heffingsambtenaar heeft de vier garageboxen aangemerkt als afzonderlijke WOZ-objecten en de waarde ervan bij afzonderlijke beschikkingen vastgesteld.

2.3.

Ter onderbouwing van de vastgestelde waarde heeft de heffingsambtenaar in beroep een taxatiematrix overgelegd, opgemaakt op 17 december 2018 door taxateur ing. [A] . [A] heeft daarin de waarde per waardepeildatum 1 januari 2017 getaxeerd op € 240.000. Aan de waardebepaling zijn in de matrix de marktgegevens van de volgende, in dezelfde wijk gelegen, woningen ten grondslag gelegd:

1. [b-straat] 33 te [Z] , een tussenwoning, perceel 156 m², inhoud hoofdgebouw 334 m³, bouwjaar 1961, met berging en dakkapel, op 28 februari 2017 overgedragen voor € 251.000;

2. [b-straat] 2 te [Z] , een hoekwoning, perceel 192 m², inhoud hoofdgebouw 334 m³, bouwjaar 1961, met berging, op 4 september 2017 overgedragen voor € 282.500; en

3. [b-straat] 3 te [Z] , een tussenwoning, perceel 221 m², inhoud hoofdgebouw 306 m³, bouwjaar 1961, met aanbouw (30 m³), berging en dakkapel, op 1 augustus 2017 overgedragen voor € 312.500.

In de matrix is een waardering opgenomen van de toestand van de onroerende zaak en voormelde referentieobjecten. Het gaat daarbij om de waardering van kwaliteit/luxe (Kl), onderhoudstoestand (Oh), doelmatigheid (Dm), voorzieningen (Vz), uitstraling (Uit) en ligging (L). De onroerende zaak scoort in de matrix op deze factoren als volgt. Kl: 2 (matig), Oh: 3 (voldoende), Dm: 3, Vz: 2, Uit: 3, L: 3. Het object [b-straat] 3 scoort op Kl en Vz een 4 (goed). Voor het overige scoren de referentieobjecten op de factoren een 3.

2.4.

In de op 16 juli 2019 naar partijen verzonden uitspraak van de Rechtbank is de dag waarop de beslissing is uitgesproken niet vermeld. In de begeleidende brief van de Rechtbank van 16 juli 2019 is onder meer geschreven:

“De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. (…)

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u hiertegen in hoger beroep gaan. U moet dat schriftelijk doen binnen zes weken na de datum van verzending van deze brief.”

2.5.

Bij het hogerberoepschrift van belanghebbende van 18 juli 2019, door het Hof ontvangen op 19 juli 2019, is tezamen met een afschrift van voormelde uitspraak van de Rechtbank als bijlage een afschrift van de onder 2.4 vermelde brief gevoegd waarop met de hand is geschreven: “ONTV. 17-7-2019”.

2.6.

De Rechtbank heeft in een hersteluitspraak van 10 september 2019 vastgelegd dat de uitspraak met kenmerk AWB 18/1360 op 16 juli 2019 in het openbaar is uitgesproken en dat een afschrift daarvan op 16 juli 2019 aan partijen is verzonden.

3 Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar de onroerende zaak juist heeft afgebakend. Als de objectafbakening juist is, is in geschil of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 niet te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend. Tevens heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat de uitspraak van de Rechtbank niet rechtsgeldig is, omdat deze ongedateerd is.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing