Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2959, 20/00289

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2959, 20/00289

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 maart 2021
Datum publicatie
9 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2959
Zaaknummer
20/00289

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00289

uitspraakdatum: 30 maart 2021

Uitspraak van de tiende enkelvoudig belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 december 2019, nummer Awb 18/2185 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hardenberg (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 14 te [Z] voor het jaar 2018 vastgesteld op € 319.000. Tegelijk hiermee is aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting 2018 (OZB) opgelegd.

1.2.

Het tegen die beschikking en aanslag gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter (digitale) zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbende [A] als zijn gemachtigde en namens de heffingsambtenaar [B] (taxateur). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onderhavige onroerende zaak. Deze betreft een in 1966 gebouwde vrijstaande woning met een inhoud van 293 m3 en een kaveloppervlakte van 16.960 m2. Bij de onroerende zaak behoren voorts een aangebouwde berging/schuur, dakkapel, garage, overkapping/luifel, berging/loods (2007) en een stal.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de onroerende zaak voor het jaar 2018, per waardepeildatum 1 januari 2017, bij beschikking van 28 februari 2018 vastgesteld op € 319.000. Daarbij is voorts een aanslag OZB 2018 aan belanghebbende opgelegd. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar aangetekend.

2.3.

In de procedure bij de Rechtbank heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, opgemaakt door taxateur [C] (hierna: de taxateur) op 29 januari 2019, waarin een waarde aan de onroerende zaak is toegekend per waardepeildatum 1 januari 2017 van € 319.000. De taxatiematrix behelst onder meer het volgende:

Ter zake van vergelijkingspand [d-straat] 22 heeft de taxateur het volgende opgemerkt:

“(…) Opmerkingen: Factor “ligging” een 2 (= € 120,- p/m2) in verband met de ligging direct naast een melkveehouderij ( [d-straat] 20). (…)”

2.4.

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Hiertegen heeft belanghebbende hoger beroep aangetekend.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de peildatum.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 242.000. De heffingsambtenaar bepleit daarentegen een waarde van € 319.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing