Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2960, 20/00292

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2960, 20/00292

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 maart 2021
Datum publicatie
9 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2960
Zaaknummer
20/00292

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling woning.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00292

uitspraakdatum: 30 maart 2021

Uitspraak van de tiende enkelvoudig belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 december 2019, nummer Awb 18/1937 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Dinkelland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 1 te [Z] voor het jaar 2018 vastgesteld op € 401.000. Tegelijk hiermee is aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelasting 2018 (OZB) opgelegd.

1.2.

Het tegen die beschikking en aanslag gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter (digitale) zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens belanghebbende [A] als zijn gemachtigde en namens de heffingsambtenaar [B] (taxateur). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onderhavige onroerende zaak. Deze betreft een in 1989 gebouwde vrijstaande woning met een inhoud van 679 m3 en een inpandige garage (24 m²). De kaveloppervlakte bedraagt 974 m2. Bij de onroerende zaak behoren voorts twee overkappingen (12 m2 en 6 m2).

2.2.

De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de onroerende zaak voor het jaar 2018, per waardepeildatum 1 januari 2017, bij beschikking van 28 februari 2018 vastgesteld op € 401.000. Daarbij is voorts een aanslag OZB 2018 aan belanghebbende opgelegd. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs bezwaar aangetekend.

2.3.

In de procedure bij de Rechtbank heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, opgemaakt door taxateur [B] (hierna: de taxateur) op 13 december 2018, waarin een waarde aan de onroerende zaak is toegekend per waardepeildatum 1 januari 2017 van € 401.000. De taxatiematrix behelst onder meer het volgende:

Ter zake van de onroerende zaak heeft de taxateur in voornoemde taxatiematrix het volgende opgemerkt:

“(…) De woning is op 13 november 2018 bezocht en inpandig opgenomen.

Betreft een zeer goed onderhouden woning. De inrichting maakt een zeer verzorgde relatief tijdloze indruk.

De keuken is wat gedateerd.

De woning is op 100 meter afstand van een tankstation gelegen. Vanuit de woning is geen zicht op dit tankstation.

Het perceel bevind zich op de hoek van de [a-straat] en de [b-straat] . De [b-straat] is op dit punt geen doorgaande weg. Doorgaand verkeer en het overgrote merendeel van het verkeer met bestemming [Z] maakt gebruik van de ringweg. (…)”.

2.4.

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Hiertegen heeft belanghebbende hoger beroep aangetekend.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de peildatum.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde moet worden vastgesteld op € 360.000. De heffingsambtenaar bepleit daarentegen een waarde van € 401.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing