Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2963, 20/00488

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-03-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2963, 20/00488

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 maart 2021
Datum publicatie
9 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:2963
Zaaknummer
20/00488

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Verzending uitspaak op bezwaar aannemelijk gemaakt? Dwangsom wegens niet tijdig beslissen?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 20/00488

uitspraakdatum: 30 maart 2021

Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2020, nummer UTR 19/2005, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [A] , per waardepeildatum 1 januari 2017 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 157.000 (hierna: de beschikking). Tegelijk met de beschikking is een aanslag onroerende-zaakbelasting eigenaar voor het jaar 2018 opgelegd (hierna: de aanslag OZB).

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar ongegrond verklaard, het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de waarde vastgesteld op € 150.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 9 maart 2021. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 27 maart 2018 bezwaar gemaakt tegen de beschikking en de aanslag OZB.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft bij brief van 18 december 2018 de termijn voor het doen van de uitspraken op bezwaar verdaagd met zes weken vanaf 1 januari 2019.

2.3.

Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar op 14 februari 2019 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.

2.4.

De heffingsambtenaar heeft hier niet op gereageerd.

2.5.

Belanghebbende heeft op 20 mei 2019 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende recht heeft op een dwangsom. Meer specifiek is in geschil of de uitspraken op bezwaar op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. Bij ontkennende beantwoording is tussen partijen niet in geschil dat de hoogte van de dwangsom op (14 x € 23 + 14 x € 35 + 14 x € 45 =) € 1.442 moet worden vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten